Binnen zonder afspraak
Nieuws van Administratiekantoor H.A. van Duuren
Hier delen wij regelmatig de laatste nieuwsberichten over de ontwikkelingen in de administratie.
Box 3-heffing op basis van werkelijk rendement pas in 2026
September 2022
In het coalitieakkoord spraken de regeringspartijen af om vanaf 2025 de box 3-heffing te laten plaatsvinden op basis van het werkelijke rendement.
Deze ingangsdatum is verschoven naar 2026.
-
Lees meer
Nieuw box 3-stelsel
Medio april 2022 is het plan gepresenteerd om de belasting in box 3 te heffen over het werkelijke rendement. Het voorstel is om dit te doen in de vorm van een vermogensaanwasbelasting. Dat betekent dat belasting betaald wordt over:
- de inkomsten uit vermogen – denk aan rente, dividend en huur – na aftrek van de kosten, én
- de waardeontwikkeling van het vermogen, bijvoorbeeld koerswinsten of verliezen op aandelen, waardestijgingen en dalingen van onroerend goed.
2025 is niet haalbaar
Het plan was om het nieuwe box 3-stelsel met ingang van 2025 in te voeren. Uit onderzoek blijkt dat dit tijdspad niet haalbaar is. Dit wordt onder meer veroorzaakt door tal van andere extra werkzaamheden die samenhangen met het rechtsherstel box 3 naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad eind 2021. Daarom is nu al besloten de invoering van het nieuwe stelsel uit te stellen tot 2026.
Box 3-stelsel 2023-2025
Eerder werd al bekendgemaakt dat het box 3-stelsel in 2023 en 2024 gelijk zal zijn aan de wijze waarop op dit moment het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 berekend wordt. Ditzelfde zal nu gaan gelden voor het box 3-stelsel in 2025.
Dit betekent dat in die jaren de heffing berekend wordt op basis van de forfaitaire spaarvariant. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen en schulden, maar er geldt voor elk van deze drie groepen een eigen forfaitair rendement. Dit forfaitair rendement sluit beter aan bij de werkelijkheid. Zo bedraagt voor het jaar 2021 het forfaitaire rendement op banktegoeden 0,01%.
Bron: SRA
Excessief lenen bij B.V.
September 2022
De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’, ook wel dga-taks genoemd, aangenomen.
Dit wetsvoorstel wil bij leningen van meer dan € 700.000,-- bij de eigen B.V., het bedrag boven die € 700.000,-- belasten in box 2.
-
Lees meer
Ontmoedigen lenen bij eigen B.V.
Met het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ wil het kabinet het lenen bij de eigen B.V. vanaf 2023 ontmoedigen. In het wetsvoorstel is daartoe opgenomen dat de dga bij leningen boven € 700.000,-- over het meerdere belasting moet betalen in box 2 (tarief in 2022 is 26,9%).
Eerste afrekenmoment 31 december 2023
Als het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen, is het eerste afrekenmoment 31 december 2023. Komt u boven de drempel van € 700.000,--, dan zijn er wellicht mogelijkheden om uw schulden beneden de drempel te brengen voor 31 december 2023.
Let op!
Naast uw schulden aan uw B.V. tellen ook de mogelijke schulden van uw fiscale partner aan uw B.V. mee. Houd er rekening mee dat ook de schulden aan uw B.V. van uw (achter(klein))kinderen en (over(groot))ouders die geen aandelen in de B.V. bezitten voor uw drempel deels meetellen.Lening eigen woning telt niet mee!
Een lening ten behoeve van een financiering van de eigen woning telt overigens niet mee voor de berekening van uw schulden. Dergelijke leningen blijven dus mogelijk zonder heffing, naast leningen tot de drempel van € 700.000,--. Voorwaarden zijn dat de lening is aan te merken als eigenwoningschuld én dat een recht op hypotheek aan de B.V. is verstrekt.
De voorwaarde dat een recht van hypotheek is verstrekt, geldt niet voor leningen die als eigenwoningschuld zijn aan te merken en op 31 december 2022 al bestaan.
Let op! De Eerste Kamer moet nog met dit wetsvoorstel instemmen.
Bron: SRA
Geen herstel voor niet-bezwaarmakers Box 3
September 2022
Het kabinet heeft besloten om de groep niet-bezwaarmakers uit het box 3-dossier geen herstel te geven. Dat werd bekendgemaakt op Prinsjesdag 2022.
-
Lees meer
Vanwege de hoge inflatie geeft de regering prioriteit aan het ondersteunen van de koopkracht van burgers, met name gericht op kwetsbare huishoudens.
De inflatie staat op dit moment op een ongekend hoog niveau, dit heeft grote gevolgen voor de koopkracht. Een toenemend aantal huishoudens komt hierdoor in financiële problemen. Om deze reden heeft het kabinet besloten om de beperkte budgettaire middelen in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht van burgers, met name de kwetsbare huishoudens. Daarom is besloten dat geen herstel wordt geboden aan niet-bezwaarmakers.
Zwaar besluit
Het kabinet begrijpt dat het besluit om de niet-bezwaarmakers geen herstel te geven onrechtvaardig kan voelen. Het besluit is dan ook niet lichtvaardig genomen. Elke optie voor herstel is in het besluitproces uitvoerig onderzocht. De scenario’s varieerden van volledig rechtsherstel tot het vormen van rechtsherstel die met name waren toegespitst op spaarders met kleine vermogens. Gebleken is dat voor alle opties, behalve voor volledig rechtsherstel, geen goede rechtvaardiging bestaat. Dat betekent dat alleen volledig rechtsherstel voor de hele groep overblijft. Hiermee is een budget van € 4,1 miljard gemoeid.
Verzoek om vermindering
Iedereen heeft het recht een verzoek om vermindering naar de Belastingdienst te sturen tot 5 jaar na het jaar waarover de aanslag gaat. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat mensen die geen bezwaar hebben gemaakt, geen recht hebben op compensatie. De Belastingdienst zal het oordeel van de Hoge Raad aanhouden en hoeft daarom, in tegenstelling tot recente mediaberichten de eerder definitief vastgestelde aanslagen niet te verminderen. Een verzoek zal dan ook niet leiden tot een vermindering, maar tot een afwijzing.
Bron: Rijksoverheid
Belastingplan 2023
September 2022
De minister van Financiën heeft de Rijksbegroting 2023, inclusief de Miljoenennota, aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierbij zit ook het Belastingplan 2023. Daarin staat een reeks voorgenomen maatregelen, waarvan een 3-tal uitgebreider toegelicht.
-
Lees meer
Het Belastingplan bevat bijvoorbeeld maatregelen die ervoor zorgen dat de belastingdruk van werknemers en zelfstandig ondernemers meer in balans is. Het kabinet neemt maatregelen waardoor starters en doorstromers gemakkelijker een huis kunnen kopen. De belastingvrije schenking voor het eigen huis, de ‘jubelton’, wordt afgeschaft. En mensen die een huis kopen waarin ze niet zelf gaan wonen, betalen met ingang van 2023 ruim 10% overdrachtsbelasting.
1. Box 3
In 2026 komt er een nieuw stelsel voor box 3. Hierin wordt het werkelijke rendement op vermogen belast. Voor de tussenliggende jaren werkt het kabinet met overbruggingswetgeving. Tot en met 2025 wordt alvast uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden. Daarbij wordt gerekend met rendementspercentages die dicht bij de werkelijke percentages voor sparen, beleggen of lenen liggen. De actuele spaarrente is bijvoorbeeld veel lager dan het rendement op beleggingen. Deze percentages worden per jaar voor iedereen vastgesteld.
Het tarief in box 3 wordt jaarlijks met 1% verhoogd naar 34% in 2025. Het heffingsvrij vermogen (vermogen waarover geen belasting betaald hoeft te worden in box 3) wordt ongeveer € 57.000. Vanaf 2026 komt er een nieuw stelsel voor box 3.
Rechtsherstel
De Hoge Raad heeft eind 2021 de vaste verdeling tussen spaargeld en beleggingen in box 3 en de vastgelegde rendementen daarover als oneerlijk veroordeeld. Circa 60.000 mensen hebben bezwaar gemaakt tegen de heffing in box 3. Het kabinet herstelt de berekende belasting over 2017 tot en met 2020 voor iedereen die bezwaar heeft gemaakt en voor iedereen in de jaren 2021 en 2022.Voor de jaren tot en met 2022 wordt de berekening uit het oude box 3-stelsel vergeleken met de berekening in de overbruggingswetgeving. De berekening die voor de belastingplichtige het gunstigst is, wordt toegepast. Dus als mensen in de oude berekening meer belasting hadden betaald, krijgen ze dat deel terug. Als de nieuwe berekening gunstiger is, hoeven ze tot 2022 niet bij te betalen. In de overbruggingsperiode (2023 en 2024) wordt de berekening voor iedereen direct toegepast in de belastingaangifte. Het kan zijn dat mensen dan meer belasting moeten betalen dan voorheen, bijvoorbeeld als ze veel beleggingen hebben.
2. Afbouw zelfstandigenaftrek
Het kabinet wil de afbouw van de zelfstandigenaftrek versnellen. In het coalitieakkoord is afgesproken om de zelfstandigenaftrek vanaf 2023 verder terug te brengen tot € 1200 in 2030. Bij het versneld afbouwen wordt de zelfstandigenaftrek in 5 stappen verlaagd. De zelfstandigenaftrek wordt al in 2026 teruggebracht tot € 1200 en in 2027 verder verlaagd naar € 900. Met deze maatregel worden de verschillen in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen (ondernemers voor de inkomstenbelasting) kleiner. Het kabinet wil zo de arbeidsmarkt meer in balans brengen.
Ook wil het kabinet de arbeidskorting verhogen. Dat zorgt ervoor dat een deel van de zelfstandigen er volgend jaar per saldo (door de afbouw van de zelfstandigenaftrek en de verhoging van de arbeidskorting) op vooruitgaat. Zelfstandigen met een winst vanaf circa € 70.000 gaan er per saldo wat op achteruit.
3. Bestelauto’s ondernemers
Het kabinet wil dat voor bestelauto’s dezelfde criteria voor belastingheffing gaan gelden als voor personenauto’s. Ondernemers moeten dan ook belasting (bpm) betalen als zij een bestelauto kopen. De hoogte van de belasting wordt bepaald door de CO2-uitstoot.
Ook wil het kabinet dat de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor bestelauto’s omhoog gaat. In 2025 is de verhoging van de mrb 15%. In 2026 gaat het om een verdere verhoging met 6,96%. Hoeveel een ondernemer aan belasting betaalt hangt af van het type bestelauto.
De maatregelen leiden tot meer belastingopbrengst. Op deze manier wil het kabinet de verkoop van emissievrije of zeer zuinige bestelauto’s stimuleren. Emissievrije auto’s behouden een vrijstelling. Het afschaffen van de ondernemersvrijstelling draagt ook bij aan de vereenvoudiging van de autobelastingen.
Wanneer gaan de maatregelen in?
De komende maanden wordt het Belastingplan 2023 behandeld in het parlement. De Tweede Kamer kan nog wijzigingen voorstellen. Vervolgens moet de Eerste Kamer instemmen met het Belastingplan. De voorgenomen maatregelen gaan pas in als de wetswijzigingen zijn gepubliceerd in het Staatsblad.
Bron: Rijksoverheid
Heffing Box 3
Februari 2022
Het kabinet bekijkt of de heffing over vermogen in box 3 sneller kan worden aangepast dan gepland. Oorspronkelijk wilde het nieuwe kabinet dit in 2025 realiseren, maar het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 dwingt het kabinet min of meer dit eerder te doen.
-
Lees meer
Arrest Hoge Raad
In het arrest van de Hoge Raad besliste onze hoogste rechter dat het huidige systeem van belastingheffing in box 3 met forfaitaire rendementen in strijd is met het Europese recht. Het systeem gaat er namelijk vanuit dat met meer vermogen automatisch een hoger rendement wordt behaald en hierover meer belasting moet worden betaald.
Kamervragen
In antwoord op Kamervragen deelt de staatssecretaris van Financiën mee dat bekeken wordt hoe het systeem van belastingheffing in box 3 al vóór 2025 kan worden gewijzigd. Daarbij wil het kabinet, in navolging van het arrest, uitgaan van het werkelijk behaalde rendement in plaats van het huidige forfaitaire rendement. Een uitvoeringstechnisch probleem is dat onderzocht moet worden hoe het werkelijk behaalde rendement vastgesteld moet worden. Daarbij is het kabinet ook afhankelijk van derde partijen.
Rechtsherstel vanaf 2017
Degenen die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing in box 3 vanaf het jaar 2017, al dan niet via de ‘massaal bezwaarprocedure’, kunnen rechtsherstel tegemoet zien. Datzelfde geldt voor alle aanslagen vanaf het jaar 2017 die op 24 december 2021 nog niet definitief waren of nog niet onherroepelijk vaststonden. De reikwijdte van de groep belastingplichtigen die in aanmerking komt voor rechtsherstel is nog niet bepaald. De staatssecretaris geeft aan ‘zeer serieus te overwegen’ of rechtsherstel ook mogelijk is voor degenen die niet of niet geheel volgens de voorschriften inzake de ‘massaal bezwaarprocedure’ bezwaar hebben gemaakt.
Geen aanpassingen vóór 2017
De staatssecretaris wil op dit moment niet terugkomen op het systeem van heffing van vóór 2017. Toen werd het rendement ook vastgesteld op basis van een verondersteld rendement, maar werd dit niet hoger geacht naarmate het vermogen toenam.
Box 3
Februari 2022
Arrest Hoge Raad
Eind december vorig jaar heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de heffing over vermogen in box 3 in strijd is met het Europese recht. Die heffing is namelijk gebaseerd op een fictief rendement. De Hoge Raad is van mening dat het werkelijke rendement hiervoor doorslaggevend moet zijn.
-
Lees meer
Massaal bezwaar
De heffing in box 3 is via zogenaamde massaal bezwaarprocedures aangevochten. Na het arrest van de Hoge Raad heeft de Belastingdienst beslist dat alle bezwaren via die procedures voor de jaren 2017 tot en met 2020 worden toegewezen.
Uitvoering laat op zich wachten
Degenen die door het arrest minder belasting hoeven te betalen, moeten nog wel even op hun geld wachten. Hierover wordt uiterlijk begin mei beslist. Dan wil het kabinet ook knopen doorhakken over de vraag hoeveel geld men terugkrijgt. De Hoge Raad heeft namelijk niet aangegeven hoe het werkelijk behaalde rendement moet worden berekend.
Reikwijdte
Verder is nog niet duidelijk wat de reikwijdte van het arrest is. Er gaan in Den Haag stemmen op om ook belastingplichtigen geld terug te geven die geen bezwaar hebben gemaakt. De politiek moet hierover nog beslissen.
Geen definitieve aanslagen
Omdat het arrest uitvoeringstechnisch enorm complex is, worden voorlopig geen definitieve aanslagen opgelegd als er inkomen in box 3 in het spel is. Dit is alleen anders als verjaring dreigt of als een belastingplichtige er belang bij heeft de aanslag wel op te leggen.
Drempel dga-taks
Februari 2022
Het nieuwe kabinet heeft een versoepeling van het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’ afgesproken, in de volksmond ook wel aangeduid als de dga-taks. Dit wetsvoorstel wil leningen van meer dan € 500.000 bij de eigen bv belasten in box 2. In het coalitieakkoord is nu een verhoging van dit bedrag naar
€ 700.000,-- opgenomen.
-
Lees meer
Verhogen drempel
Het kabinet wil naar alle waarschijnlijkheid met ingang van 2023 het lenen bij de eigen bv ontmoedigen. In het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’, dat al langer op de plank ligt, is daarom opgenomen dat de dga bij leningen over het meerdere boven de drempel belasting betaalt in box 2 (tarief is momenteel 26,9%). Deze drempel is in het huidige wetsvoorstel vastgesteld op € 500.000. In het coalitieakkoord is een verhoging naar € 700.000,-- opgenomen.
Dit betekent dat bij leningen bij de eigen bv van meer dan € 700.000,-- straks het meerdere belast wordt in box 2.
Preventieve werking
Het kabinet verwacht dat de maatregel met name een preventieve werking zal hebben. De verwachting is namelijk dat belastingplichtigen hun schulden aan de eigen bv onder de drempel zullen brengen en houden.
Inwerkingtreding 2023?
De behandeling van het wetsvoorstel is op dit moment nog opgeschort. Het is onbekend of deze opschorting ook betekent dat het wetsvoorstel later dan 2023 ingaat.
Gebruikelijk loon 2022
Januari 2022
Ook dit jaar wordt het zogenaamde gebruikelijk loon van een dga verhoogd. Het loon dat een dga jaarlijks verplicht uit de bv ten minste op moet nemen, stijgt van € 47.000,-- naar € 48.000,--.
-
Lees meer
Werkelijk gebruikelijk loon
Een gebruikelijk loon van € 48.000,-- is echter lang niet altijd voldoende. Het gebruikelijk loon dient namelijk te worden vastgesteld op 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking of op het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn bij uw bv, indien een van deze bedragen meer is dan € 48.000,--.
Alleen als het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager dan € 48.000,-- is, wordt het gebruikelijk loon vastgesteld op dit bedrag. U moet dit dan wel aantonen.
Ook lager gebruikelijk loon onder bijzondere omstandigheden
Een lager gebruikelijk loon is onder bepaalde bijzondere omstandigheden ook mogelijk. Het gaat dan om bv’s die voor toepassing van de S&O- afdrachtvermindering in 2022 als starter worden aangemerkt, overige startende bv’s die het gebruikelijk loon niet kunnen betalen en om verlieslijdende bv’s. Hiervoor gelden wel aanvullende voorwaarden.
Corona
Voor de jaren 2020 en 2021 was bepaald dat ook bv’s die getroffen werden door de coronacrisis het gebruikelijk loon lager konden vaststellen. Het is nog onduidelijk of deze maatregel ook voor 2022 zal gelden.
UBO-register
Januari 2022
Vanaf 27 september 2020 zijn ondernemingen verplicht om hun eigenaren of de personen die zeggenschap hebben in het zogeheten UBO-register in te schrijven. Dit is het gevolg van Europese regels. Organisaties kunnen hun UBO tot en met uiterlijk 27 maart 2022 inschrijven bij de Kamer van Koophandel.
-
Lees meer
UBO
UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’, ofwel de uiteindelijke belanghebbende. Dit is de persoon die de uiteindelijke eigenaar is of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een onderneming, stichting of vereniging.
Doel UBO-register
Het UBO-register maakt de UBO’s inzichtelijk en voorkomt zo het gebruik van het financiële stelsel voor fraude, terrorismefinanciering of het witwassen van geld.
UBO van een bv, stichting of vereniging
Bij een bv bijvoorbeeld gaat het om personen met meer dan 25% van de aandelen, met meer dan 25% van de stemrechten en om personen die de feitelijke zeggenschap over de onderneming hebben. Bij een stichting gaat het onder meer om degenen die voor meer dan 25% begunstigde van het vermogen zijn en om personen die meer dan 25% stemrecht hebben.
Sancties
Organisaties die hun UBO’s niet tijdig gemeld hebben, riskeren een sanctie. Dit kan een boete, maar ook een gevangenisstraf zijn.
Deponeren jaarrekening B.V. bij Kamer van Koophandel
December 2021
Binnen welke termijn moet u uw jaarrekening deponeren?
De jaarrekening 2020 moet uiterlijk 31 oktober 2021 zijn opgemaakt. Als de bestuurder ook aandeelhouder is, heeft u vervolgens acht dagen om te publiceren na ondertekening van de jaarrekening.
-
Lees meer
Als niet alle aandeelhouders bestuurders zijn, heeft u nog twee maanden om de jaarrekening in de algemene vergadering vast te stellen, en na vaststelling binnen acht dagen te deponeren. De jaarrekening 2020 moet dan voor 31 december 2021 gedeponeerd worden. Bij bovenstaande termijnen wordt ervan uitgegaan dat het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar.
Wat zijn de gevolgen als u uw jaarrekening niet op tijd deponeert?
Wanneer u uw jaarrekening volgens de wet moet deponeren en u doet dat te laat, dan kunt u een boete krijgen. Belangrijker nog: u loopt dan het risico dat u bij faillissement als bestuurder persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor de schulden.
Fiscale tips voor het einde van het jaar
December 2021
Schenken
€ 105.302,-- is het bedrag dat je belastingvrij mag weggeven aan iedereen tussen de 18 en 40 jaar. Dit geld moet dan gebruikt worden voor een eigen huis, om bijvoorbeeld de hypotheek af te lossen of een verbouwing te betalen. Vooral ouders en kinderen maken gebruik van de jubelton. ‘Je kunt dit bedrag ook schenken als je kind geen koophuis heeft. Als je dat doet in 2021, heeft je kind nog twee volledige kalenderjaren om een huis te kopen. In die periode moet het huis geleverd zijn, het koopcontract is niet genoeg. Als er geen huis wordt gekocht kunnen ouders vastleggen dat een kind het geld terugbetaalt. ‘Anders is het een schenking en moet het kind 10% schenkbelasting betalen.’
-
Lees meer
De jubelton mag worden uitgesmeerd over drie jaar en dat kan nog wel eens handig zijn. ‘Als je ineens een ton hypotheek aflost bij de bank, moet je waarschijnlijk een boete betalen’. ‘Maar drie keer € 33.000,-- aflossen is vaak boetevrij.’
Ouders mogen € 26.881,-- in één keer belastingvrij geven aan hun kinderen tussen de 18 en 40 jaar. Voor 1 maart 2022 moet degene die het geld krijgt aangifte schenkbelasting doen. Op www.belastingdienst.nl kun je het aangiftebiljet schenkbelasting downloaden. ‘Je hoeft niets te betalen, maar omdat de vrijstelling eenmalig is, moet hij geregistreerd worden.
Dit bedrag mag je belastingvrij overmaken naar de bankrekening van je kinderen of ontvangen van je ouders. Hier hoef je geen aangifte voor te doen. ‘Vanwege corona is het bedrag eenmalig met € 1.000,-- verhoogd.
Dit bedrag mag je belastingvrij geven (of krijgen natuurlijk) aan wie je maar wilt. Vanwege corona is ook dit bedrag eenmalig € 1.000,-- hoger dan anders.
Elektrische auto
Je hebt een privé voordeel van een zakelijke auto en daarom betaal je belasting over een bijtelling. Wanneer je dit jaar nog een elektrische auto koopt en de kentekenregistratie regelt, is de bijtelling 12% over de eerste € 40.000,--. De bijtelling over het meerdere is 22% wanneer de cataloguswaarde van de auto hoger is. In 2022 ben je slechter af. ‘Dan is de bijtelling 16% over de eerste € 35.000,-- en 22% over het surplus’. Je kan het best zo snel mogelijk in actie komen als je toch al van plan was om een elektrische auto te kopen, want daar moet je vaak heel lang op wachten. ‘De bijtelling is in 2023 weer hoger dan in 2022’. Je profiteert maximaal vijf jaar van de bijtellingregels op het moment van aanschaf.
Studiekosten
€ 15.000,-- is het bedrag dat je maximaal mag aftrekken aan studiekosten. ‘Voor het laatst, in 2022 bestaat de regeling niet meer’. Wil je een opleiding in 2022 volgen? Dan profiteer je hier nog van wanneer je de studiekosten voor 31 december betaalt. Er is wel een voorwaarde: de studie moet relevant zijn voor je werk of je kansen op de arbeidsmarkt verbeteren. Reiskosten mag je niet aftrekken maar collegegeld, examengeld en verplichte leermiddelen wel.
Giften
Als je een gift doet aan een goed doel, mag je dat aftrekken van de belasting. Wanneer je geld geeft aan een erkende culturele instelling, krijg je een extra aftrekpost. Je mag je gift dan vermenigvuldigen met 1,25 tot een maximum van 1250 euro. Je kun overigens bij giften aan goede doelen alleen het deel aftrekken dat meer is dan 1% van je inkomen. Daarnaast mag de aftrekpost maximaal 10% zijn van je inkomen. Kroonenberg: ‘Behalve als je een periodieke gift schenkt. Als je vastlegt dat je vijf jaar lang een schenking doet, geldt er geen drempel of maximum’.
Lijfrentepremie
De maximale fiscale jaarruimte bedraagt € 13.236,--. Dat bedrag kun je uitgeven aan lijfrentepremie als je geen pensioen opbouwt. Dit kan handig zijn voor werknemers die geen pensioenregeling hebben maar ook voor zzp’ers. Als je al pensioen opbouwt is de aftrek minder. De hoogte van de jaarruimte is afhankelijk van je inkomen. Je kan op www.belastingdienst.nl uitrekenen hoeveel je mag aftrekken. Vóór 31 december moet je de premie betalen.
Hypotheekrente
Je kunt maximaal terug krijgen van de belasting voor elke € 10.000,-- hypotheekrente die je hebt betaald. De hypotheekrenteaftrek wordt afgebouwd. 43% is de maximale aftrek nu. Volgend jaar is dat 40% en in 2023 37%. Het is mogelijk om maximaal zes maanden hypotheekrente vooruit te betalen en dit jaar nog af te trekken tegen het gunstige tarief van 43%.
Vermogensrendementheffing (Box 3)
Als je € 150.000,-- op de bank hebt staan betaal je € 945,-- aan vermogensrendementheffing. Tot een vermogen van € 1.000.000,-- betaal je in 2022 1,35% en daarboven 1,71%. ‘De peildatum is 1 januari. Hoe minder vermogen je hebt, des te minder vermogensrendementheffing je betaald. Het is dus nuttig giften aan de kinderen en goede doelen nog voor 31 december te doen. Denk ook aan het aflossen van schulden, een voorlopige belastingaanslag betalen of grote uitgaven doen, bijvoorbeeld de aanbetaling voor een verbouwing.
Heroverweeg fiscale eenheid
Het tarief in de vennootschapsbelasting bedraagt 15% tot een winst van € 245.000. Volgend jaar geldt dit tarief tot € 395.000. Boven genoemde winsten bedraagt het tarief 25%. Bezit u meerdere bv’s, dan kunt u via een fiscale eenheid winsten en verliezen onderling verrekenen. Tegenover dit voordeel staat een nadeel dat u slechts één keer van de lage tariefschijf profiteert. Heroverweeg daarom uw fiscale eenheid en ontbind deze tijdig indien gewenst. Als u de verbreking per 2022 wilt realiseren, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2022 zijn ontvangen door de Belastingdienst.
Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan
Enkele heffingskortingen kan uw partner, die zelf te weinig inkomen heeft, nog maar beperkt uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Degenen die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van het beperkt uitbetalen van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. U kunt voorkomen dat de heffingskortingen verloren gaan door aan uw partner inkomsten in box 2, zoals dividend, toe te delen, of vermogen in box 3 bij uw partner te laten belasten.
Plan opname liquiditeiten
Uw privévermogen wordt belast in box 3. De peildatum is 1 januari van het jaar. Zorg daarom dat u vóór 1 januari niet te veel liquiditeiten opneemt uit uw eenmanszaak of bv. U betaalt, afhankelijk van de omvang van uw vermogen, in 2022 namelijk tot maximaal 1,71% aan belasting over de opgenomen liquiditeiten. U kunt ook vanuit privé vóór 1 januari liquiditeiten in uw bedrijf storten.
De thuiswerkkosten- en reiskostenvergoeding in 2022!
December 2021
Als gevolg van de coronacrisis werken veel werknemers vanuit huis. De verwachting is dat ook na de coronacrisis een groep werknemers (deels) blijft thuiswerken. In dit kader is het Belastingplan 2022 een gerichte vrijstelling opgenomen voor een thuiswerkkostenvergoeding.
-
Lees meer
Thuiswerkvergoeding
Vanaf 1 januari 2022 kan er aan werknemers een onbelaste vergoeding van maximaal € 2,-- per dag worden verstrekt voor de extra thuiswerkkosten. Onder deze kosten vallen bijvoorbeeld het extra elektriciteit- en waterverbruik, verwarming, koffie, thee en toiletpapier. Ook indien werknemers maar een gedeelte van een dag thuiswerken, kan de thuiswerkvergoeding worden uitbetaald. Als werkgevers een hogere thuiswerkvergoeding willen geven aan werknemers, zal het meerdere leiden tot belastbaar loon. Uiteraard hebben werkgevers nog wel de mogelijkheid om deze hogere vergoeding aan te wijzen als eindheffingsloon en in de vrije ruimte onder te brengen.
Vergoeding reiskosten
Ook de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer voor woon- werkverkeer kan in 2022 worden verstrekt aan werknemers. De werkgever mag niet voor dezelfde dag (een deel van) de thuiswerkkostenvergoeding betalen én een reiskostenvergoeding. Als een werknemer ten minste 128 dagen per kalenderjaar naar een vaste werkplek reist, mag de werkgever een vaste onbelaste reiskostenvergoeding geven alsof de werknemer 214 dagen per kalenderjaar naar die vaste werkplek reist. Voor de thuiswerkvergoeding komt een vergelijkbare regeling. Met ingang van 2022 dient de 128 dagenregeling zowel voor de vaste reiskostenvergoeding als voor de thuiswerkkostenvergoeding pro rata te worden toegepast als structureel wordt thuisgewerkt.
Vaste afspraken
In de praktijk zullen werkgevers en werknemers naar verwachting veelal afspraken maken over het aantal dagen waarop de werknemer thuis zal werken. Als de werkgever en de werknemer bijvoorbeeld afspreken dat per week twee dagen thuis wordt gewerkt en drie dagen op kantoor, kan de werkgever op basis van die verhouding een vaste vergoeding toekennen voor zowel het thuiswerken als de reiskosten woon-werkverkeer. Dit voorkomt dat elke reisdag en/of thuiswerkdag afzonderlijk moet worden geadministreerd en gedeclareerd. Als de werknemer structureel meer gaat thuiswerken of naar kantoor gaat, dan moet de vaste vergoeding worden aangepast.
Voorbeeld
Stel: een werkgever en een werknemer hebben afgesproken dat er in 2022 vast 2 dagen in de week vanuit thuis wordt gewerkt en 3 dagen op de werkplek. De werknemer werkt fulltime en woont 20 km (enkele reisafstand) van de werkplek. De werknemer ontvangt dan maandelijks:
- Reiskostenvergoeding ((3/5 van 214 werkdagen) x 40 km x € 0,19)/12 maanden = € 81,--.
- Thuiswerkkostenvergoeding ((2/5 van 214 werkdagen) x € 2)/12 maanden = € 14,--.
- € 81,-- + € 14,-- = € 95,--.
Vaste kostenvergoeding
De vaste (onbelaste) kostenvergoeding (voor consumpties onderweg, representatiekosten, vakliteratuur e.d.) behoeft tevens extra aandacht. Indien werknemers deze kosten door het thuiswerken niet meer (volledig) maken, kunnen deze vergoedingen niet langer onbelast worden uitbetaald. Ook is het mogelijk dat werknemers extra kosten maken door het thuiswerken, die niet door de vergoeding van € 2,-- per dag worden gedekt. Onder voorwaarden kunnen deze kosten naast de vergoeding van € 2,-- per dag in een onbelaste kostenvergoeding worden opgenomen.
Inrichting thuiswerkplek
De kosten voor de inrichting van een thuiswerkplek (bureau, computer e.d.) kunnen onder voorwaarden al onbelast worden vergoed aan werknemers middels de gerichte vrijstelling voor Arbo- voorzieningen of de gerichte vrijstelling voor noodzakelijke communicatiemiddelen. Dergelijke kosten vallen dus niet onder de thuiswerkkostenvergoeding.
Oude ondernemersportaal vervalt per 01-01-2022
Oktober 2021
De Belastingdienst verstuurt ruim 280.000 brieven aan ondernemers die op dit moment de btw-aangiften doen via het oude ondernemersportaal.
Vanaf 2022 vervangt Mijn Belastingdienst Zakelijk het oude ondernemersportaal. In de brief doet de Belastingdienst suggesties aan deze groep
ondernemers om zich daarop voor te bereiden.
-
Lees meer
De Belastingdienst weet van de ruim 280.000 ondernemingen dat ze nog altijd het oude portaal voor ondernemers gebruiken om btw-aangiftes te doen. Het portaal Mijn Belastingdienst Zakelijk is gebruiksvriendelijker en ook veiliger. In de brief nodigt de Belastingdienst hen uit de overstap nu al voor te
bereiden en verwijst daarbij naar de diensten van de fiscaal dienstverlener voor ondersteuning.
eHerkenning en machtigen
Voor het doen van aangifte via Mijn Belastingdienst Zakelijk is eHerkenning niveau 3 nodig. Doet u de aangiften voor uw klant, dan moet hij u eerst machtigen. Via het nieuwe Mijn Belastingdienst Zakelijk - en/of uw eigen software - kunt u ook andere btw-zaken regelen, zoals een suppletieaangifte of een opgaaf intracommunautaire prestaties.DigiD
Voor het doen van aangifte via Mijn Belastingdienst Zakelijk is DigiD nodig. Ondernemers die overstappen, kunnen het beste kiezen voor de DigiD app, dit middel beschikt over een hoger veiligheidsniveau.BTW-aangifte via ons kantoor
Uiteraard kunnen wij ook uw BTW-aangifte indienen via onze software. Hiervoor hoeft verder geen digid of eherkenning aangevraagd te worden.
U kunt hier contact opnemen met ons kantoor.Bron: Belastingdienst
Gewone betalingsregels belastingen weer van kracht
September 2021
Eind september 2021 kregen ondernemers een brief van de Belastingdienst dat de invorderingsmaatregelen weer worden opgestart.
Wat betekent dit en moet u zich nu zorgen maken? Wanneer speelt dit?
-
Lees meer
Planning Belastingdienst
Eind september is de Belastingdienst begonnen met het versturen van vooraankondigingen dat de invorderingsmaatregelen weer zijn opgestart. De Belastingdienst heeft in de planning staan om:
- vanaf begin oktober 2021 de betalingsherinneringen te versturen;
- vanaf begin november 2021 de aanmaningen te versturen; en
- vanaf begin januari 2022 de dwangbevelen te versturen.
Voor welke belastingschulden geldt dit?
Dit geldt alleen voor belastingen waarvoor u een betalingsachterstand heeft en waarvoor u geen (bijzonder) uitstel van betaling heeft.
Tip. Kunt u uw belastingschulden niet tijdig betalen, dan kunt u proberen via de gewone regels uitstel of een betalingsregeling te krijgen. Bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis kunt u immers niet meer aanvragen na 30 september 2021.
Kort telefonisch betalingsuitstel
U kunt vier maanden uitstel van betaling krijgen vanaf de uiterste betaaldatum van de aanslag.
Hiervoor moet u aan alle volgende voorwaarden voldoen:
- u heeft eerder altijd op tijd aangifte gedaan;
- uw totale openstaande belastingschuld (loonheffing, btw, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, toeslagen, e.d.) is minder dan € 20.000. Een belastingschuld waartegen u bezwaar heeft gemaakt en uitstel van betaling heeft gekregen, telt niet mee;
- u heeft geen openstaande aanslagen waarvoor u een dwangbevel heeft gekregen;
- u heeft niet eerder voor deze aanslag of voor andere openstaande aanslagen uitstel van betaling gekregen wegens betalingsproblemen of vanwege de verrekening met een belastingteruggaaf. Let op. U kunt geen kort telefonisch uitstel krijgen voor een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over 2021 met een datum die ligt voor 1 november 2021.
Hoe aanvragen? U kunt pas kort telefonisch uitstel van betaling aanvragen als u de (naheffings)aanslag heeft ontvangen. U vraagt het uitstel aan bij de BelastingTelefoon: (0800) 05 43.
Let op. Voor de aanslag waarvoor u uitstel heeft gekregen, kunt u geen betalingsregeling meer krijgen.
Langer betalingsuitstel nodig?
Heeft u langer uitstel nodig of voldoet u niet aan de voorwaarden voor kort telefonisch uitstel, dan kunt u een betalingsregeling voor maximaal twaalf maanden treffen. De periode van twaalf maanden begint te lopen vanaf de laatste betaaldatum van de belastingaanslag waarvoor u de betalingsregeling aanvraagt.
Om hiervoor in aanmerking te komen moet u minimaal aan de volgende voorwaarden voldoen:- u heeft een zekerheidsstelling, zoals een hypotheekrecht, verpanding of een bankgarantie die gelijk is aan de waarde van de schuld;
- u heeft geen openstaande aanslag motorrijtuigenbelasting.
Formulier.
U kunt uitstel van betaling vragen met het formulier Verzoek Betalingsregeling en uitstel van betaling van belasting en/of premie. Let op. Voorkom aanmaningskosten en verstuur het formulier voor de uiterste betaaldatum van de aanslag.De gewone betalingsregels gelden weer voor belastingen, maar niet voor schulden waarvoor bijzonder uitstel van betaling wegens corona is verleend.
Kunt u uw belastingschulden niet tijdig betalen, verzoek dan om kort of lang uitstel of om een betalingsregeling.
Bron: Belastingdienst
Belastingdienst start weer met invordering belastingen
September 2021
De Belastingdienst heeft de invordering van de openstaande belastingaanslagen tijdens de coronaperiode gepauzeerd om burgers en ondernemers financiële ruimte te bieden in de moeilijke coronatijd. Nu de economie weer aantrekt en de steunmaatregelen worden afgebouwd, attendeert de Belastingdienst deze belastingplichtigen er op dat er nog een vordering openstaat en dat de Belastingdienst weer start met het invorderen daarvan. Dat gebeurt geleidelijk aan.
-
Lees meer
Vooraankondiging
Om burgers en ondernemers die openstaande belastingvorderingen hebben hierop voor te bereiden, stuurt de Belastingdienst iedereen een vooraankondiging. Deze vooraankondiging heeft tot doel om mensen erop te attenderen dat we de invordering weer gaan opstarten en dat er nog bedragen openstaan. Mogelijk hebben de mensen de oorspronkelijke correspondentie niet meer. Om het hen gemakkelijk te maken, staan in de vooraankondiging ook de betalingskenmerken.
Per openstaande vordering ontvangen mensen een vooraankondiging. Zij kunnen dus meerdere vooraankondigingen krijgen. Als dat er drie zijn of meer, dan neemt de Belastingdienst vooraf contact op om extra toelichting te geven. Daarbij wordt uitgelegd welke mogelijkheden de burger of ondernemer heeft om de vorderingen te betalen.
Start invordering
Na de vooraankondiging start de invordering voor belastingen geleidelijk op. Dat gebeurt per soort invordering. Eerst worden de betalingsherinneringen verstuurd, dan de aanmaningen en uiteindelijk de dwanginvordering eind januari als de betaling uitblijft. (Zie het schema hieronder) Dankzij deze geleidelijke opstart krijgen burgers en ondernemers de tijd om aan hun verplichtingen te voldoen.
Hulp
Om verdere betalingsachterstand en schulden te voorkomen, kunnen burgers en ondernemers die openstaande aanslagen niet kunnen betalen, contact opnemen met de Belastingdienst. Zij kunnen dan gezamenlijk bespreken of een betalingsregeling of uitstel van betaling mogelijk is.
Ondernemers kunnen – voor zover zij dat nog niet doen – tot 1 oktober 2021 gebruik maken van het Bijzonder uitstel vanwege corona. Dit Bijzonder uitstel geldt voor onderneming gerelateerde belastingschulden, ook van vóór de coronaperiode.
Later bericht voor openstaande bedragen toeslagen
Het kan voorkomen dat een burger of ondernemer naast openstaande belastingaanslagen ook een betalingsachterstand heeft voor zijn toeslagschuld. Voor hen geldt dat de invordering van te veel ontvangen toeslagen geleidelijk start en naar verwachting vanaf begin 2022. Burgers die een betalingsachterstand hebben voor hun toeslagschuld, ontvangen hierover later separaat bericht. De mensen die naast een belastingschuld ook een betalingsachterstand in hun toeslagschuld hebben, ontvangen wel een vooraankondiging voor de belastingaanslagen. Daarin is aangegeven dat zij over het terugbetalen van toeslagen later bericht ontvangen.
Bij burgers bij wie de toeslagen onterecht zijn gestopt wordt ook geen invordering opgestart.Vervolg invordering
De vooraankondigingen van de terugvorderingen belastingen vallen vanaf 23 september op de mat. Daarna wordt de invordering als volgt opgestart:
- Vanaf 7 oktober 2021 worden herinneringen verstuurd.
- Vanaf 5 november 2021 worden de aanmaningen verzonden aan burgers en ondernemers die eerder een herinnering hebben ontvangen.
- Vanaf 7 januari 2022 worden dwangbevelen verstuurd.
- Vanaf 21 januari kan de Belastingdienst dwanginvordering inzetten als er nog betalingsachterstand is en er geen regeling is afgesproken.
De invordering van Toeslagen start volgend jaar, naar verwachting vanaf begin 2022. Dat gebeurt geleidelijk. Burgers worden eerst geïnformeerd dat er een betalingsachterstand is. Na deze vooraankondiging, en als (deel)betaling of contact uitblijft, zal Toeslagen de invordering starten met een betalingsherinnering.
Bron: Belastingdienst 21-09-2021
Vaststellingsverzoek NOW 1.0 uiterlijk 31 oktober 2021 aanvragen
September 2021
"Accountants en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben een oplossing gevonden voor enkele complexe problemen
waar accountants tegenaan lopen bij de controle van de NOW-regeling", schrijft minister Koolmees in een brief aan de Tweede Kamer.
Wat moet u weten en wanneer is wat op u van toepassing?
-
Lees meer
De NOW-subsidie wordt definitief als bedrijven een vaststelling van de NOW-subsidie aanvragen, gebaseerd op de daadwerkelijke omzet en de loonsom in de subsidiemaanden. Op dit moment blijft het aantal vaststellingsverzoeken voor NOW 1.0 nog achter. Het UWV heeft nu 64.000 verzoeken binnen van de circa 140.000 aanvragers. Meer dan de helft, ongeveer 76.000 bedrijven, moet dit dus de komende twee maanden nog doen. Het is belangrijk dat deze bedrijven dit echt uiterlijk 31 oktober aanstaande doen. Als het UWV op deze datum geen verzoek binnen heeft, wordt de subsidie op nihil vastgesteld. Dat betekent dat een bedrijf geen recht heeft op de NOW.
Bron: Overheid
Aanvraag TVL
September 2021
Ondernemers met minstens 30% omzetverlies kunnen voor het derde kwartaal van dit jaar vanaf 31 augustus TVL aanvragen.
Aanvragen moet digitaal bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).
-
Lees meer
Aanvraagperiode
De aanvraagperiode loopt van 31 augustus 2021 8.00 uur tot 26 oktober 2021 17.00 uur. Als uw aanvraag wordt goedgekeurd, ontvangt u eerst een voorschot van 80%. Pas als na afloop van de periode in 2022 uw omzetverlies definitief wordt vastgesteld, ontvangt u het restant.
Referentieperiodes
U kunt het omzetverlies naar keuze bepalen aan de hand van twee referentieperiodes. Standaard zijn dit het derde kwartaal van 2019 of het derde kwartaal van 2020. Alleen voor bedrijven die pas na 1 juli 2019 zijn gestart gelden andere referentieperiodes.TVL afhankelijk van omzetverlies
Hoeveel TVL u ontvangt, is afhankelijk van uw omzetverlies. Bij 100% omzetverlies is ook de TVL maximaal, namelijk 100%. Daarbij worden niet uw werkelijke vaste lasten vergoed, maar uw vaste lasten op basis van branchegegevens. De TVL kan dus meer of minder zijn dan het werkelijke bedrag van uw vaste lasten.
Minimum en maximum TVL
Het minimum subsidiebedrag per kwartaal is € 1.500. Het maximum subsidiebedrag per kwartaal is € 550.000 voor mkb-bedrijven en € 600.000 voor grote ondernemingen.Extra opslag land- en tuinbouw
Land- en tuinbouwbedrijven ontvangen een extra opslag voor de speciale kosten om planten en dieren in leven te houden. Deze opslag van 21% komt bovenop de TVL met een maximum van € 225.000 voor de hele coronaperiode.
Bron: SRA
Zesde NOW-periode
September 2021
Ondernemers kunnen voor de zesde NOW-periode, de periode van juli tot en met september 2021, een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen.
Dit is mogelijk tot en met uiterlijk 30 september 2021.
-
Lees meer
NOW
De NOW is een tegemoetkoming in de loonkosten voor ondernemers die, al dan niet vanwege de coronacrisis, met een omzetdaling van minstens 20% worden geconfronteerd. De tegemoetkoming bedraagt 85% van de loonkosten.
Let op! De oorzaak van het omzetverlies doet er niet toe. Dit betekent dat ook ondernemers met omzetverlies vanwege bijvoorbeeld de overstromingen in Limburg NOW kunnen aanvragen als het omzetverlies over drie maanden voldoende groot is.Nieuw: omzetverlies maximaal 80%
In deze zesde periode mag het omzetverlies maximaal 80% zijn. Bij een hoger omzetverlies wordt het meerdere dus niet gecompenseerd met een tegemoetkoming. Daardoor kan de tegemoetkoming maximaal 85% x 80% = 68% van de loonkosten zijn.Loonsom februari 2021 uitgangspunt
Het uitgangspunt voor de berekening van de NOW is de loonsom van februari 2021. Uw loonsom mag hiervan 10% afwijken, zonder dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van de tegemoetkoming.
Aanvragen via UWV
Het aanvragen van de tegemoetkoming moet u doen via het UWV. Het hiervoor benodigde formulier treft u aan op de site. U moet het invullen, afdrukken, scannen en weer uploaden naar het UWV.Tellen subsidies mee als omzet?
Subsidies die niet bedoeld zijn voor de normale activiteiten van uw bedrijf, tellen niet mee als omzet. Denk aan subsidies voor zonnepanelen, voor het aanpassen van uw bedrijfsruimte aan de coronamaatregelen en subsidies voor werknemers die moeilijk aan een baan kunnen komen.
Let op! Voor deze aanvraagperiode telt ook de TVL niet meer mee als omzet voor de NOW.
Bron: SRA
Buitenlandse BTW
September 2021
Als u in 2020 in een ander EU-land buitenlandse BTW op kosten betaalde, heeft u nog maar even om deze BTW terug te vragen. De deadline ligt namelijk op 30 september 2021. De Belastingdienst waarschuwt om tijdig actie te ondernemen, omdat in voorgaande jaren de laatste dagen de systemen overbelast raakte.
-
Lees meer
Buitenlandse BTW
U kunt buitenlandse btw terugvragen via de Nederlandse Belastingdienst als:- uw kosten in een ander EU-land maakte met buitenlandse btw, én
- uw onderneming in Nederland is gevestigd, én
- uw de kosten maakte ten behoeve van met btw-belaste activiteiten.
Terugvragen digitaal
Het terugvragen gaat digitaal via de website van de Nederlandse Belastingdienst. Heeft u nog geen inloggegevens? Vraag deze dan zo snel mogelijk aan. Hier kan namelijk enige tijd overheen gaan.
Tip! Vraag zo snel mogelijk de btw terug. Als uw aanvraag na 30 september 2021 bij de Belastingdienst binnenkomt, neemt de Belastingdienst uw aanvraag niet in behandeling. De Belastingdienst waarschuwt op haar website dat in voorgaande jaren de laatste dag(en) de website overbelast raakte, waardoor aanvragen te laat binnenkwamen. Zorg dat dit u niet overkomt.
Buitenlandse btw 2021
Betaalt u veel buitenlandse btw? Dan kunt u mogelijk nu ook al een deel van deze btw over het jaar 2021 terugvragen. Dit kan per kwartaal als de buitenlandse btw hoger is dan een drempelbedrag. Dit drempelbedrag kan per EU-land verschillen, maar bedraagt over het algemeen € 400 per kwartaal.
Bron: SRA
Aftrek studiekosten vervalt vanaf 2022 en wordt STAP-budget
Augustus 2021
Per 1 januari 2022 zijn studiekosten en andere scholingsuitgaven niet meer aftrekbaar. In plaats daarvan komt de subsidieregeling STAP-budget voor werkenden en werkzoekenden. STAP staat voor Stimulering Arbeidsmarktpositie
Aanvraag 6e periode NOW vanaf 26 juli
Juli 2021
Vanaf 26 juli tot en met 30 september kunt u een aanvraag indienen voor de 6e periode van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW).
Deze tegemoetkoming geldt voor de periode van juli tot en met september 2021.
-
Lees meer
Voor de aanvraag gebruikt u het aanvraagformulier voor de 6e periode. Dit formulier is beschikbaar vanaf 26 juli op de internetsite van UWV.
Voor de 6e aanvraagperiode geldt het volgende:- U kunt een tegemoetkoming aanvragen als u over 3 aaneengesloten maanden gemiddeld een omzetverlies van minimaal 20% heeft.
- Voor de berekening van de tegemoetkoming gaat UWV uit van de loonsom van februari 2021.
- De tegemoetkoming is voor een periode van 3 maanden.
- Hebt u een tegemoetkoming ontvangen voor de vijfde aanvraagperiode? Dan moeten de 3 maanden van de 6e aanvraagperiode aansluiten op de 3 maanden van de 5e aanvraagperiode waarover uw omzetverlies is berekend.
- De tegemoetkoming is maximaal 85% van de loonkosten.
- De loonsom mag met maximaal 10% dalen ten opzichte van de loonsom in februari 2021, zonder dat dit gevolgen heeft voor de definitieve tegemoetkoming.
- Als u een werknemer ontslaat of zijn contract loopt af, dan hebt u een inspanningsplicht om de werknemer te begeleiden naar ander werk.
- Als u een aanvraag doet voor bedrijfseconomisch ontslag in de periode waarin u NOW ontvangt, hebt u ook de plicht dit in deze periode te melden via UWV Telefoon NOW. Doet u dit niet, dan wordt uw definitieve tegemoetkoming met 5% verlaagd.
Bron: Belastingdienst
STAP-budget vervangt fiscale aftrek scholingsuitgaven
Juli 2021
De fiscale aftrek voor scholingsuitgaven in de aangifte Inkomstenbelasting (IB) komt te vervallen per 1 januari 2022.
Daarvoor komt in de plaats het STAP-budget voor opleiding en ontwikkeling.
-
Lees meer
Werkenden en werkzoekenden kunnen vanaf 1 maart 2022 een budget van maximaal € 1.000 aanvragen voor opleiding en ontwikkeling. Deze vergoeding heet Stimulans Arbeidsmarktpositie-budget (STAP-budget).
Hiermee wil de overheid natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt helpen zich te ontwikkelen om hun positie te verbeteren.
De huidige belastingaftrek voor studiekosten (scholingsuitgaven) komt vanaf belastingjaar 2022 te vervallen. Het STAP-budget dat hiervoor in de plaats komt is een beperkter uitgavenregeling.
Aanvragen STAP-budget
De aanvraag van het STAP-budget kan vanaf 1 maart 2022 via het STAP-portaal van UWV. UWV controleert en betaalt na goedkeuring het budget rechtstreeks aan de opleider.
Wel vrijstelling loonheffingen
Werknemers kunnen van hun werkgever scholing krijgen die is vrijgesteld van loonheffing. Vanaf 2021 geldt dit ook voor ex-werknemers. De werkgever betaalt dan geen loonheffingen over de scholingskosten. Zo wil het kabinet (om)scholing toegankelijker maken.
Meer informatie
In “Aftrek studiekosten vervalt vanaf 2022 en wordt STAP- budget” op de internetsite van UWV vindt u een pagina met meer informatie. U leest daar meer over bijvoorbeeld wat het inhoudt als uw klant een opleiding wil volgen via STAP, wat de voorwaarden zijn als hij een opleiding wil aanbieden of wat u kunt regelen via het STAP-portaal.
Meer informatie over de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven leest u op www.rijksoverheid.nl.
Bron: Belastingdienst
Versoepeling KOR met terugwerkende kracht
Juli 2021
Wanneer u als ondernemer een jaaromzet van maximaal € 1.800 heeft, dan kunt u de kleineondernemersregeling (KOR) voor de btw toepassen zonder dat u dit meldt aan de Belastingdienst. Ook de minimale termijn van drie jaar voor toepassing van de KOR wordt losgelaten.
-
Lees meer
Aanpassing met terugwerkende kracht
Het ministerie van Financiën heeft besloten dat btw-ondernemers die een jaaromzet hebben van maximaal € 1.800 en de KOR willen toepassen hiervan geen melding meer hoeven te doen. Ook vervalt de verplichte toepassingsduur van drie jaar en de verplichting van opzegging, wanneer u er geen gebruik meer van wil maken.
Het besluit geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020. Dus mocht uw jaaromzet lager zijn dan € 1.800 en u heeft zich nog niet gemeld bij de Belastingdienst, dan hoeft u dit niet alsnog te doen.
Wat houdt de kleineondernemersregeling in?
Een btw-ondernemer die een jaaromzet heeft die lager is dan € 20.000 kan gebruikmaken van de KOR. Als u hiervan gebruik wilt maken, meldt u zich daarvoor aan bij de Belastingdienst. U hoeft dan geen btw-aangifte meer te doen. U rekent namelijk geen btw over de door u geleverde diensten of producten en u heeft dan ook geen recht meer op aftrek van btw. Kiest u voor de KOR, dan moet u er drie jaar gebruik van maken.
Deze eisen gelden dus met ingang van 1 januari 2020 niet meer wanneer uw jaaromzet lager is dan € 1.800.
Particulieren met zonnepanelen
Een belangrijke groep die van de regeling kan profiteren is die van particulieren met zonnepanelen, met name als zij slechts enkele panelen bezitten en de administratieve rompslomp niet op vinden wegen tegen het financiële voordeel. Daarnaast profiteren ook mensen die een bestaande woning kopen waarop al zonnepanelen zijn bevestigd. Zij kwamen niet in aanmerking voor een btw-teruggave, maar moesten bij aanmelding bij de KOR wel btw afdragen.
Bron: Belastingdienst
Aftrek studiekosten vervalt vanaf 2022 en wordt STAP-budget
Augustus 2021
Per 1 januari 2022 zijn studiekosten en andere scholingsuitgaven niet meer aftrekbaar. In plaats daarvan komt de subsidieregeling STAP-budget voor werkenden en werkzoekenden.
Deadline vaststellen TVLQ4 2021 verlengd naar 1 september 2021
Juli 2021
Ondernemers krijgen twee maanden langer de tijd om aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl) de definitieve omzetdaling door te geven in het kader van de TVL over het vierde kwartaal van 2020, de periode oktober t/m december 2020. De gegevens moeten vóór 1 september van dit jaar worden aangeleverd in plaats van 1 juli.
-
Lees meer
TVL
De tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) is een financiële tegemoetkoming in de vaste lasten van ondernemers die door corona minstens 30% minder omzet hebben gedraaid. De tegemoetkoming bedroeg in het vierde kwartaal van 2020 maximaal 70% bij 100% omzetverlies.
Voorschot
Op basis van een schatting van het omzetverlies wordt 80% van de TVL als voorschot uitgekeerd. Later moet de definitieve omzetdaling worden doorgegeven aan de RVO. De definitieve omzetdaling in het vierde kwartaal van 2020 moet u dus vóór 1 september van dit jaar aanleveren.
Btw-aangiftes
De omzet dient u bij voorkeur aan te leveren via uw btw- aangiftes, maar een uitdraai uit uw boekhoudprogramma of via een goedgekeurde jaarrekening is ook mogelijk.
Definitieve vaststelling
De definitieve vaststelling van uw TVL volgt maximaal 16 weken later. Daarna volgt uitbetaling van het restant aan TVL. Heeft u het omzetverlies te royaal ingeschat, dan moet u mogelijk TVL terugbetalen. Hiervoor zijn desgewenst betalingsregelingen mogelijk.
Bron: Belastingdienst
Corona? Geen verder versoepeling excessief lenen dga
Juli 2021
Vanaf 2023 mogen dga’s niet meer dan € 500.000 lenen bij hun eigen bv.
Het wetsvoorstel waarin dit geregeld wordt, zal niet verder worden versoepeld vanwege de coronacrisis.
Dit meldde staatssecretaris Vijlbrief eerder aan de Tweede kamer.
-
Lees meer
Wet excessief lenen
Het wetsvoorstel excessief lenen wil bovenmatige leningen van dga’s bij hun bv’s tegengaan. Daarom wordt vanaf 2023 een bovenmatige lening belast in box 2. Een dga mag dan nog maximaal € 500.000 bij zijn bv lenen plus een hypotheek voor de eerste eigen woning bij de bv afsluiten.
Coronacrisis
De Tweede Kamer had gevraagd of verdere versoepelingen van het wetsvoorstel nodig zijn vanwege de coronacrisis. Volgens de staatssecretaris is het nog te vroeg om aan te kunnen geven of dit nodig is. Hij geeft wel aan dat in 2019 ongeveer € 13,6 miljard aan extra dividend is uitgekeerd. Of dit is vanwege het toen nog geldende tarief van 25% (nu 26,9%) of vanwege anticipatie op het wetsvoorstel, is onbekend.
Uitstel met één jaar
De staatssecretaris geeft aan dat vanwege de coronacrisis de ingangsdatum van de wet al met één jaar is uitgesteld tot 1 januari 2023. Dit betekent dat een dga pas op 31 december 2023 aan de nieuwe eisen van de wet hoeft te voldoen en ook pas op dat moment zijn schulden aan de bv teruggebracht moet hebben tot maximaal € 500.000.
Bron: Belastingdienst
Alle arbeidscontracten uitgelegd in een notendop
Juli 2021
Hoe kies je een arbeidscontract voor je werknemer dat bij jouw onderneming past? Ga je voor flex, oproep, vast of tijdelijk? Elk soort contract heeft zijn voor- en nadelen. Denk aan verschillen in jouw verantwoordelijkheid bij verzuim, sociale premies en werkuren. Een overzicht van de verschillende soorten arbeidscontracten.
-
Lees meer
Het arbeidscontract dat je aangaat met je werknemer is leidend voor de rechten en plichten die jullie hebben ten opzichte van elkaar. “Dit is tegenwoordig niet meer zo zwart-wit als het vroeger was”, stelt KVK- ondernemersadviseur Andrée Tankink. “Het is belangrijk dat het afgesproken contract aansluit bij de daadwerkelijke werksituatie en dat deze uitvoering aansluit bij je wensen. Zo voorkom je vervelende situaties, bijvoorbeeld wanneer een werknemer naar de rechter stapt omdat hij recht heeft op een ander type arbeidscontract.”
In een nieuw advies, het flexakkoord, pleit de Sociaal Economische Raad (SER) voor hervorming van de arbeidsmarkt. Dit akkoord gaat invloed hebben op alle werkenden in Nederland en de bestaande arbeidscontracten. Wanneer hier meer over bekend is, volgt een update.
De verschillen in arbeidscontracten
Elk arbeidscontract heeft zijn eigen voor- en nadelen. Bij het ene contract ligt de verantwoordelijkheid bij de werkgever, bij het andere juist bij een externe partij, zoals een uitzendbureau.
Meer weten over de soorten arbeidscontracten? Lees hieronder per contractsoort hoe het werkt en wat de voor- en nadelen zijn.Flexibele inhuur personeel
Het in de arm nemen van een uitzend-, detacherings-, payrollbureau of zzp’er kan uitkomst bieden als je zelf geen personeel in dienst wilt nemen, maar wel extra hulp nodig hebt.
Er zijn 4 soorten flexibele arbeidscontracten:
Uitzendcontract
Detacheringscontract
Payrollovereenkomst
Modelcontract (zzp)Uitzendcontract
Bij een uitzendovereenkomst zijn 3 partijen betrokken: de uitzendkracht, de uitlener (het uitzendbureau) en de inlener (jij). De uitlener en de uitzendkracht sluiten het uitzendcontract af, maar de uitzendkracht werkt onder jouw toezicht.
Hoe werkt het?
Een uitzendbureau blijft de juridische werkgever. Dit betekent dat jij als inlener geen loon door hoeft te betalen als de uitzendkracht ziek wordt, uitvalt of verlof opneemt.De uitzendkracht valt onder de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van het uitzendbureau. De uitzendbranche kent 2 verschillende cao’s: de ABU-cao en de NBBU-cao. Uitzendbureaus die niet zijn aangesloten bij ABU of NBBU hanteren vaak eigen regels en dat mag niet. Check daarom altijd het ABU- of NBBU-lidmaatschap en of het uitzendbureau de inlenersbeloning op de juiste wijze toepast. Dit betekent dat uitzendkrachten net zoveel verdienen als personeelsleden die hetzelfde werk doen, maar dan met de cao van de werkgever.
De rechtspositie van de werkgever en de uitzendkracht zijn afhankelijk van het soort uitzendovereenkomst en de fase waarin het uitzendbeding zich bevindt. Lees meer over deze 3 fases in de cao voor uitzendkrachten.
Besluit je om met uitzendkrachten te gaan werken? Kies dan voor een uitzendbureau met een SNA-keurmerk en dat voldoet aan de eisen van de uitzendsector. Hierdoor weet je onder meer dat het voldoet aan de aangifte en afdracht van loonheffing en omzetbelasting en dat het een juist uurloon uitbetaalt.
Voordelen- Je huurt een uitzendkracht in zolang je hem nodig hebt en je kunt zonder opzegtermijn de overeenkomst beëindigen.
- Het uitzendbureau neemt je het volledige wervingsproces en de personeelsadministratie uit handen.
- Een uitzendconstructie is een goede manier om, zonder verplichtingen, over een langere periode te testen of een medewerker goed bij je bedrijf past. Bij veel uitzendbureaus kun je de uitzendkracht na een half jaar kosteloos overnemen.
Nadelen
- Het uitzendbureau bepaalt meestal welke werknemer bij jou komt werken. Je weet dus van tevoren vaak niet wat voor persoon er bij je komt werken.
- De werknemer kan de arbeidsovereenkomst per direct zonder opgave beëindigen. Dit kan voor roosterproblemen zorgen.
- Je betaalt niet alleen het brutoloon van de uitzendkracht, maar ook de bemiddelingskosten en de dekking van de werkgeversrisico’s van het uitzendbureau. In de praktijk komt dit neer op een betaling van 2 tot 3 keer het brutoloon van een medewerker. Hoe hoger de uitzendkracht gekwalificeerd is, hoe hoger het uurloon en dus de bemiddelingskosten.
Detacheringscontract
Bij detachering, ook wel interim genoemd, werkt een werknemer tijdelijk ergens anders dan bij zijn eigen werkgever. Je huurt de werknemer van zijn werkgever of het detacheringsbureau in via een detacheringsovereenkomst. De werknemer blijft in dienst van deze partij maar werkt onder jouw toezicht.
Hoe werkt het?
Een detacheringsbureau bemiddelt voor jou tussen vraag en aanbod van personeel. Het aanbod bestaat uit (hoogopgeleide) professionals binnen verschillende vakgebieden. Zij staan onder contract bij het detacheringsbureau, maar gaan op opdrachtbasis aan de slag bij opdrachtgevers. Je hebt te maken met de ABU-cao en de daarbij behorende regelgeving. Besluit je om met een detacheringsbureau in zee te gaan? Kies dan voor een bureau met een SNA-keurmerk en dat voldoet aan de eisen van de uitzendsector. Hierdoor weet je onder meer dat het voldoet aan de aangifte en afdracht van loonheffing en omzetbelasting en dat het een juist uurloon uitbetaalt.Voordelen
- De externe werkgever of het detacheringsbureau draagt de risico’s, zoals ziekteverzuim of uitbetalen van ontslagvergoeding.
- Bij detachering heb je meestal zeggenschap over de persoon die bij je komt werken. Het detacheringsbureau stelt een aantal van zijn medewerkers aan je voor. Jij bepaalt wie het beste bij je bedrijf past.
- Soms werft de detacheerder speciaal voor je opdracht een medewerker. Bij een match neemt de detacheerder deze persoon in dienst om bij jou de opdracht uit te voeren.
- Een detacheringscontract ga je vaak voor een langere periode aan. De 3 partijen leggen vooraf de einddatum en het gemiddeld aantal werkuren per week vast. Hierdoor kan geen van de partijen het contract per direct beëindigen. In een detacheringscontract kan een opzegtermijn staan. Je kunt het contract met de uitlener dan tussentijds stoppen. Alleen als er een uitzendbeding in het detacheringscontract staat, kun je het contract per direct stoppen.
- Je betaalt bij detachering vaak een uurtarief en een opslag. In dit tarief zit naast salariskosten en premies ook de kosten voor administratie, werving en selectie en het risico voor ziekteverzuim. Gemiddeld komen de kosten op 2 tot 3 keer het uurloon.
Payrollovereenkomst
Een payrollbedrijf is de werkgever van payrollwerknemers, die jij voor jouw bedrijf kunt inlenen. De werknemers vallen dan onder de cao van jouw bedrijf.
Hoe werkt het?
Het praktische deel, zoals werving en selectie, overeenkomen van arbeidsvoorwaarden en leidinggeven, valt onder jouw verantwoordelijkheid. Zorg dat je een goedgekeurd payrollbedrijf met een SNA-keurmerk kiest om naheffingen te voorkomen. Deze goedgekeurde bedrijven betalen onder meer op tijd de sociale premies aan de Belastingdienst.
Payrollmedewerkers krijgen sinds de invoering van de Wet WAB minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die rechtstreeks bij je in loondienst zijn. Als werkgever heb je daardoor te maken met een opzegtermijn, de ketenregeling bij contractverlening en recht op transitievergoeding. De werknemer valt onder de cao van jouw bedrijf.Voordelen
- Je bepaalt zelf welke werknemer bij je komt werken.
- Het payrollbedrijf is verantwoordelijk voor ziekteverzuimkosten, en zorgt voor de salarisadministratie en loonuitbetaling, arbeidscontracten en pensioenopbouw.
- Je kunt starten op een tijdelijke basis en bij tevredenheid het contract 3 keer in 3 jaar tijd verlengen.
- Je bepaalt een uurtarief voor de werknemer en betaalt gemiddeld 2 tot 3 keer zoveel aan het payrollbedrijf.
- Na 3 jaar loopt het arbeidscontract automatisch over in een vast contract.
- Wanneer het payrollbedrijf loonheffingen en omzetbelasting niet uitbetaalt, ben jij aansprakelijk. Je kunt dit risico deels afdekken door een beroep te doen op de vrijstelling voor aansprakelijkheid voor inleners. Dit doe je via de ‘disculpatie regeling’ inlenersaansprakelijkheid van de Belastingdienst.
- De overheid ziet het payrollbedrijf als de werkgever van de payrollkrachten. Hierdoor draagt het payrollbedrijf de meeste verantwoordelijkheid, maar heb jij minder rechten. Zo had tijdens de coronacrisis het payrollbedrijf het recht (of niet) op NOW. Het komt hierdoor voor dat ondernemers een daling in omzet hebben, maar geen recht op NOW. Bij de NOW 2.0 is dit wel geregeld.
Modelcontract
Het inhuren van een zzp’er kan ook uitkomst bieden. Je huurt dan een zelfstandige in, die niet bij jou in loondienst is.Hoe werkt het?
Jij en de zzp’er kunnen een modelcontract afsluiten, maar dit is niet verplicht. Een modelcontract is een overeenkomst die is goedgekeurd door de Belastingdienst. Het laat zien dat je geen schijnzelfstandige in dienst neemt. Zo voorkom je een naheffing of boete.
Een zzp’er kan ook werken via een payrollbedrijf. Dan zorgt het payrollbedrijf via een payrollconstructie voor zijn facturen, verloning, salarisadministratie en verzekeringen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkeloosheid. De zzp’er regelt wel zelf zijn opdrachten.
De Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) waarborgt dat de opdrachtgever geen schijnrelatie aangaat met zzp’ers. De wet gaat ervan uit dat een zzp’er met maar 1 opdrachtgever een verkapt dienstverband heeft. Oftewel, in loondienst is. De Belastingdienst kan via jou de werkrelatie controleren en je een boete of naheffing van loonbelasting en premies opleggen. Opdrachtgever en zzp’er zijn samen verantwoordelijk voor de werkrelatie.Voordelen
- Je kunt een zzp’er tijdelijk of voor langere tijd inhuren.
- Je kunt meerdere zzp’ers afwisselend van elkaar oproepen, zodat je altijd een vangnet hebt.
- Je betaalt geen loonbelasting, verzekeringen of vakantiegeld. De zzp'er is hier zelf verantwoordelijk voor. Je betaalt een soort ‘all-in’-prijs en komt daardoor niet snel voor onvoorziene kosten te staan.
- Een zzp’er is gewend om zelfstandig in opdracht te werken en is vaak flexibel inzetbaar.
- Je bent niet verplicht een werkplek of -middelen te regelen.
- Wanneer de zzp’er ziek is, lopen de kosten niet door, omdat je betaalt per opdracht of per uur.
Nadelen
- Een zzp’er heeft een hoger uurtarief dan een werknemer in dienst, omdat je een soort ‘all-in’-prijs afspreekt waarbij hij zelf de werkgeverslasten als pensioen en belasting betaalt.
- Doordat zzp’ers verplicht zijn meer dan 1 opdrachtgever te hebben, kan het voorkomen dat ze een volle agenda hebben en niet direct beschikbaar zijn.
Oproepcontracten
Wanneer je een werknemer in dienst hebt met een arbeidscontract zonder vaste werkdagen en -uren, spreek je van een oproepkracht. Er zijn 3 soorten oproepkrachten:
Nulurencontract
Min-maxcontract
Oproepcontract met voorovereenkomst
Algemene richtlijnen
Een werknemer in dienst met een flexibel contract biedt tegelijkertijd zekerheid en vrijheid. De arbeidsrelatie is flexibel qua uren en dagen, terwijl de werknemer wel officieel voor je werkt. Je krijgt als werkgever te maken met zaken als administratie, organisatie, ziekteverzuim en functioneringsgesprekken.
Kosten
Wanneer je een werknemer in dienst neemt, ben je als werkgever verantwoordelijk voor de loonkosten. Onder deze loonkosten vallen het salaris, vakantiegeld en sociale lasten voor de zorgverzekeringswet. Daarnaast heb je aanvullend secundaire of tertiaire arbeidsvoorwaarden, zoals een dertiende maand, bonus of leaseauto. Deze kosten zijn voor jouw rekening.Proeftijd
De geldende proeftijd is afhankelijk van de duur van het
oproepcontract.- Minder dan 6 maanden: geen proeftijd
- Tussen de 6 maanden en 2 jaar: 1 maand proeftijd
- 2 jaar of meer: 2 maanden proeftijd
- Geen kalenderdatum: 1 maand proeftijd
Let op: je cao kan afwijken en een langere proeftijd toestaan bij een contract van meer dan 6 maanden.
Verlenging
De ketenregeling bepaalt dat na 3 opeenvolgende contracten een vast dienstverband ontstaat. Ook krijgt de werknemer een vast contract als hij langer dan 3 jaar meerdere tijdelijke contracten heeft gehad.
Wet WAB
Heeft een oproepkracht 1 jaar voor jou gewerkt? Dan moet je volgens de Wet Arbeidsmarkt in balans (WAB) binnen een maand een aanbod doen voor een vaste arbeidsomvang. Schriftelijk of elektronisch, en minimaal voor het gemiddeld aantal uren dat de werknemer in dat jaar voor jou heeft gewerkt. Laat de werknemer schriftelijk of elektronisch reageren. De werknemer hoeft het aanbod niet te accepteren. De oude arbeidsovereenkomst, als oproepovereenkomst, blijft dan bestaan. Doe je geen aanbod? Dan heeft de werknemer toch recht op het loon over het gemiddeld aantal uren dat hij in dit jaar heeft gewerkt. Hij heeft 5 jaar om dit recht op te eisen.Cao
In je cao kunnen afwijkende afspraken zijn opgenomen over oproepkrachten. Bijvoorbeeld over doorbetaling van loon of het inkorten van de oproeptermijn. Raadpleeg daarom je cao om te zien hoe dat bij jou geregeld is.
Nulurencontract
Je kunt met je werknemer een nulurenovereenkomst afsluiten op basis van een tijdelijk of vast contract. Bij een nulurencontract is geen aantal uren overeengekomen en je roept de werknemer op.
Hoe werkt het?
De eerste 6 maanden betaal je alleen loon over de gewerkte uren en noteer je deze uren schriftelijk. Is de werknemer langer dan 6 maanden in dienst en is hij opgeroepen, maar kan hij niet werken door een oorzaak die voor risico van de werkgever komt, zoals dat er onverwacht geen of onvoldoende werk is? Dan moet je de werknemer het loon doorbetalen. Je moet de werknemer ook doorbetalen als er werk is, maar je de werknemer niet oproept. Dit heet loondoorbetalingsverplichting.
In een cao kan staan dat je de periode van 6 maanden mag verlengen. Dit kan alleen als het om werkzaamheden gaat die incidenteel van aard zijn en geen vaste omvang kennen.
De standaardregel is dat je de werknemer minstens 4 dagen van tevoren moet oproepen voor werk, bijvoorbeeld per e-mail of WhatsApp-bericht. Check in je cao of er specifieke afspraken staan over het inkorten van de oproeptermijn naar (minimaal) 1 dag. Maak goede afspraken over de bereikbaarheid van de werknemer.
De opzegtermijn voor een nulurencontract is hetzelfde als de oproeptermijn: 4 dagen. Je kunt een nulurencontract alleen tussentijds opzeggen als er in je cao specifieke afspraken zijn opgenomen over de opzegtermijn.
Voordelen- Je kunt de werknemer oproepen wanneer je hem nodig hebt.
- Je betaalt de werknemer (in principe) geen loon als hij niet werkt.
Nadelen
- Iedere keer dat je een werknemer oproept, moet je de werknemer minimaal 3 uur loon uitbetalen. Ook als hij maar 1 uur werkt.
- De werknemer kan een beroep doen op het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang. Dit betekent dat het contract in uren automatisch overgaat in het aantal uren dat de werknemer de afgelopen 3 maanden gemiddeld gewerkt heeft.
- Je moet de werknemer in sommige gevallen loon doorbetalen in verband met de loondoorbetalingsverplichting.
- Je bent verplicht op de loonstrook te melden dat het een oproepovereenkomst is.
- Je betaalt voor oproepkrachten een hogere WW-premie.
Min-maxcontract
Een min-maxcontract is een arbeidscontract voor oproepkrachten. Samen met je werknemer spreek je een minimaal en een maximaal aantal uren op basis van oproep af. Je betaalt altijd minstens het loon van de minimaal afgesproken uren.
Hoe werkt het?
Schat het aantal benodigde uren in en sluit een contract af voor minder dan dit aantal uur. Het afgesproken aantal uur moet je namelijk altijd uitbetalen, ook als er minder werk is. Voorbeeld: denk je aan een contract voor 10 uur per week, kies dan voor 8 uur per week. Het extra aantal uren betaal je uit als overwerk tegen het afgesproken uurloon.
De standaardregel is dat je de werknemer minstens 4 dagen van tevoren moet oproepen voor werk, bijvoorbeeld per e-mail of WhatsApp-bericht. Check in je cao of er specifieke afspraken staan over het inkorten van de oproeptermijn naar (minimaal) 1 dag. Maak goede afspraken over de bereikbaarheid van de werknemer.
Voordelen- De uren zijn flexibel, waardoor je de werknemer kunt oproepen wanneer dit nodig is.
- Je betaalt de werknemer geen loon over de uren die hij niet werkt, met de minimumuren als drempel.
- De oproepkracht is niet verplicht te komen werken als je hem minder dan 4 dagen van tevoren oproept, tenzij anders vermeld in de cao.
- Je betaalt altijd het minimum aantal uren, ook als de werknemer deze uren niet werkt.
- Zeg je de oproep binnen 4 dagen af, of verander je de werktijden? Dan heeft de oproepkracht recht op loon over de uren waarvoor hij was opgeroepen.
- Je bent verplicht op de loonstrook te melden dat het een oproepovereenkomst is.
- Je betaalt voor oproepkrachten een hogere WW-premie.
Oproepcontract met voorovereenkomst
Als je oproepkrachten inzet, besluit dan of de oproepkracht verplicht is om te werken of dat hij dit ter plekke kan besluiten. In het laatste geval spreek je van een oproepcontract met voorovereenkomst, ook wel intentieverklaring genoemd. De overeenkomst ontstaat pas wanneer je de werknemer hebt opgeroepen en deze de opdracht accepteert. Tot die tijd is de werknemer niet in dienst. Jullie zijn alleen voorwaarden en een intentie overeengekomen.
Voordelen- Je bent niet verplicht de werknemer op te roepen.
- Je betaalt alleen loon over de gewerkte uren.
- De werknemer kan beslissen om niet te werken, dit is zijn recht.
- Bij een oproepovereenkomst betaal je hogere WW- premie.
- Je bent verplicht op de loonstrook te melden dat het een oproepovereenkomst is.
Tijdelijk contract
Een tijdelijk contract biedt uitkomst als je een werknemer voor een tijdelijke periode zoekt of piekdruktes wilt opvangen. Met een tijdelijk contract kun je de werkrelatie ook voor een korte periode aftasten, bijvoorbeeld wanneer je een eerste werknemer aanneemt of een nieuwe functie creëert. Je kunt dan beoordelen of de nieuwe werknemer of de functie inderdaad goed bij het bedrijf past.
Hoe werkt het?
Een tijdelijk contract zegt iets over de duur van het arbeidscontract. Het betekent dat de werkrelatie eindig is. Het soort contract, bijvoorbeeld nuluren- of oproepovereenkomst, staat daar los van. Je kunt bijvoorbeeld een oproepkracht aannemen voor een tijdelijk contract of zonder einddatum op een vast contract.
Verlengen
De ketenregeling bepaalt dat je als werkgever een tijdelijk contract maximaal 2 keer mag verlengen binnen 3 jaar. Je kunt in totaal 3 tijdelijke contracten afspreken. Hierna loopt het contract over in een vast contract.
Aanzegtermijn
Wanneer je een tijdsbestek van 6 maanden of langer overeenkomt en je het contract niet wilt verlengen, dan moet je dit een maand voor de einddatum schriftelijk melden aan de werknemer. Doe je dit niet, dan heeft de werknemer recht op een (gedeelte van het) maandsalaris.
Proeftijd
De geldende proeftijd is afhankelijk van de duur van het tijdelijke arbeidscontract:
- Minder dan 6 maanden: geen proeftijd- Tussen de 6 maanden en 2 jaar: 1 maand proeftijd
- 2 jaar of langer: 2 maanden proeftijd
- Geen einddatum: 1 maand proeftijd
Let op: je cao kan afwijken en een langere proeftijd toestaan bij een contract van meer dan 6 maanden.
Voordelen- Je bepaalt zelf het uurtarief, uiteraard in lijn met het minimumloon.
- Een tijdelijk contract is een soort verlengde proeftijd waarin je kunt aftasten of er sprake is van een juiste match tussen werkgever en werknemer.
- Je kunt een werknemer met een tijdelijk contract aannemen tijdens drukke periodes, bijvoorbeeld bij seizoenswerk of tijdens de duur van een project.
- Na 3 contracten of 3 jaar loopt het contract over in een vast contract.
- Wanneer je een tijdelijk contract niet verlengt, moet je een transitievergoeding betalen.
Vast contract
Een vast arbeidscontract sluit je af voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat je verwacht dat de werkzaamheden die de werknemer zal verrichten de aankomende jaren blijven bestaan en je met deze personeel verder wilt.
Hoe werkt het?
Een vast contract zegt iets over de duur van het contract en niet over het soort contract. Je kunt bijvoorbeeld een werknemer aannemen via een nulurenovereenkomst op een vast contract.
Proeftijd
Wanneer je een werknemer met een vast contract aanneemt, dan heb je te maken met een proeftermijn van maximaal 2 maanden. In deze periode kunnen werkgever en werknemer zonder reden en per direct afzien van de werkrelatie.
Voordelen- Je bepaalt zelf het uurtarief, uiteraard in lijn met het minimumloon.
- Vaste werknemers geven een persoonlijk gevoel en een herkenbaar beeld aan je onderneming.
- Een vaste arbeidsrelatie waarborgt de continue kwaliteit van het werk.
- Een vast arbeidscontract geeft de werkgever en werknemer zekerheid en vertrouwen in de werkrelatie. Dit zorgt voor extra betrokkenheid.
- Potentiële werknemers vinden een vast contract aantrekkelijk. Dit versterkt je arbeidspositie tijdens werving en selectie.
Nadelen
- Een werkgever kan een werknemer met vast contract niet zomaar ontslaan, tenzij hij een goede reden heeft, zoals een slechte economische of financiële positie, slecht functioneren of verval van de functie. Een contract opbreken kan alleen met wederzijds goedvinden of met toestemming van het UWV of de kantonrechter. In die laatste gevallen moet de werkgever zijn voorstel beargumenteren. Daar heeft de werkgever een volledig goed dossier voor nodig.
Advies nodig en/of een contract laten maken?
Neem gerust contact op met Administratiekantoor H.A. van Duuren, telefoon 055-5339960.
Bron: Kamer van Koophandel
Veel gestelde vragen over de KOR
Juli 2021
Levert de KOR voordeel op voor mij en mijn klant? En wat is het beste moment waarop ik me aanmeld? Gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (KOR) lijkt voor veel ondernemers aantrekkelijk. Toch is dit niet altijd zo. Ben je bijvoorbeeld van plan om grote investeringen te doen? Dan is de KOR waarschijnlijk geen verstandige keuze omdat je geen btw kunt terugvragen. Lees de veel gestelde vragen en 3 ervaringen van ondernemers met de KOR.
-
Lees meer
De kleineondernemersregeling is een vrijstelling van de btw. Btw wordt ook wel omzetbelasting genoemd. Je komt in aanmerking voor de vrijstelling wanneer je minder dan € 20.000,-- omzet per jaar hebt. Je mag met iedere rechtsvorm deelnemen aan de regeling. Als je meedoet aan de KOR bereken je geen btw over je leveringen en kun je de btw van gekochte producten of diensten niet terugvragen.
Is gebruik maken van de KOR financieel voordelig?
Btw is voor de meeste ondernemers budgetneutraal. De btw die je als ondernemer ontvangt draag je af en de btw die je betaalt krijg je terug. Btw heeft voor jou als ondernemer geen voor- of nadelen. Voor de portemonnee van ondernemers met btw-vrijstelling is btw wel nadelig. Zij kunnen als ze gebruikmaken van de KOR geen btw terugvragen van bijvoorbeeld hun boodschappen of andere producten.
Kan ik mijn diensten goedkoper aanbieden aan consumenten als ik gebruikmaak van de KOR?
Als je gebruik maakt van de KOR kun je ervoor kiezen om je diensten goedkoper aan te bieden aan consumenten. Stel, je uurtarief bedraagt € 50,-- per uur exclusief btw. Inclusief 21% btw bedraagt je uurtarief € 60,50. Omdat je gebruik maakt van de KOR, bereken je de btw niet. Wanneer je jouw dienst aanbiedt voor € 50,-- per uur, levert dat voordeel op voor consumenten. Let op: dat geldt alleen als je de komende 3 jaar onder de omzetgrens blijft. Als je meer dan € 20.000,-- omzet hebt, moet je wel btw in rekening brengen. In dat geval gaat je klant meer betalen als je de btw bovenop je eerdere tarief zet. Of neem jij genoegen met minder omzet als je dat niet doet.
Omdat je bij deelname aan de KOR geen btw kunt terugvragen worden jouw inkoop- en investeringskosten hoger. Maak daarom eerst een berekening van je verwachte inkomen en verwachte kosten voordat je besluit of je de KOR wilt gebruiken.
Kan ik per opdracht meer omzet maken als ik gebruik maak van de KOR?
Wanneer je producten of diensten levert aan consumenten kun je per opdracht meer omzet maken. Lever je producten of diensten aan ondernemers dan kan dit ook, maar dan is de kans groot dat zij je te duur vinden. Stel, je uurtarief is € 50,-- per uur exclusief btw. Inclusief 21% btw bedraagt je uurtarief € 60,50. Omdat je gebruik maakt van de KOR bereken je geen btw. Nu denk je misschien, dan kan ik uitgaan van die € 60,50 per uur en het ‘btw-bedrag’ in mijn zak steken. Dat kan, maar in dat geval stijgen de kosten voor je klant (een ondernemer). Hij kan namelijk geen btw terugvragen, omdat er geen btw op de factuur staat. Maar meer omzet betekent niet direct meer winst. Als je gebruik maakt van de KOR worden je kosten en investeringen waarschijnlijk hoger doordat je geen btw terugvraagt.
Kan ik de KOR op ieder moment stopzetten?
Maak je gebruik van de KOR, dan doe je dat voor 3 jaar. Tenzij je tussentijds boven de omzetgrens van € 20.000,-- komt, want dan moet je de KOR stoppen. Als er in die 3 jaar zaken veranderen, waardoor jij liever van de regeling af wilt, kun je de keuze niet terugdraaien. Je kunt in die periode geen btw terugvragen. Wanneer je bedrijfsinvesteringen doet kunnen de btw-bedragen van deze aankopen flink oplopen. Koop je bijvoorbeeld een laptop van € 900,-- inclusief 21% btw dan mag je het btw-bedrag van € 156,20 euro niet terugvragen.
Hoef ik geen administratie bij te houden als ik gebruik maak van de KOR?
Gebruik maken van de KOR betekent dat je geen btw- administratie bijhoudt en btw-aangifte doet. Ondernemers die niet gebruikmaken van de KOR doen per kwartaal btw- aangifte. Ondanks de vrijstelling van de btw-aangifte moet je administratie wel op orde zijn. De administratie heb je nodig om de € 20.000,-- grens te bewaken en voor je aangifte inkomstenbelasting.
Is gebruik maken van de KOR een verstandige keuze?
Of gebruik maken van de KOR voordelen oplevert hangt af van jouw situatie. De KOR is een minder goede keuze als je vooral voor bedrijven werkt en de komende jaren veel kosten maakt. Ook als je recent grote investeringen deed en hiervoor btw terug kreeg, is deelname aan de KOR misschien op dit moment onverstandig. In dat geval moet je de btw-aftrek herzien en betaal je de btw of een gedeelte hiervan terug. De KOR is geschikt wanneer je vooral werkt voor particuliere klanten of bedrijven met een btw-vrijstelling. In dat geval moet je er zeker van zijn dat je de aankomende jaren niet meer dan € 20.000,-- omzet per jaar hebt, geen grote investeringen gaat doen en dat deelname financiële voordelen oplevert.
Hoe bereken ik of de KOR financiële voordelen oplevert?
Om te bepalen of de KOR financiële voordelen oplevert maak je 2 berekeningen die je met elkaar vergelijkt. In de eerste berekening maak je een inschatting van de verwachte omzet en kosten inclusief btw. De tweede berekening is bijna hetzelfde maar dan bereken je de omzet en kosten exclusief btw. In de laatste berekening bepaal je of je jouw tarieven verhoogt als compensatie van de hogere kosten waar je waarschijnlijk mee te maken krijgt omdat je geen btw terugvraagt. Houd rekening met herziening van de btw-aftrek van eerdere investeringen. Twijfel je of de KOR voor jou interessant is, of heb je hulp nodig bij de berekening? Neem dan contact op met Administratiekantoor H.A. van Duuren, te: 055-5339960.
Wanneer kan ik me het beste aanmelden voor de KOR?
Wanneer jij je het beste kunt aanmelden voor de KOR hangt af van jouw situatie. Je kunt de KOR aanvragen als je ondernemer bent en een btw-identificatienummer hebt. Het aanmeldformulier voor de KOR stuur je naar de Belastingdienst. Dit formulier moet uiterlijk 4 weken voor het aangiftetijdvak (kwartaal) waarin je de KOR wilt starten binnen zijn.
Bron: Kamer van Koophandel
Wetswijzigingen voor mkb'ers per 1 juli 2021
Juli 2021
Per 1 juli 2021 krijg je te maken met nieuwe wetten en regels. Ongevraagde verkooptelefoontjes zijn straks verboden, de wettelijke regels voor bestuurders en toezichthouders kunnen veranderen en eHerkenning wordt nog veiliger. De belangrijkste wetswijzigingen voor mks'ers op een rij:
-
Lees meer
Geen ongevraagde telefonische verkoop meer
Ongevraagde verkooptelefoontjes zijn vanaf 1 juli verboden. Maken jouw sales- en marketing medewerkers gebruik van telemarketing? Telefonisch producten en diensten verkopen aan natuurlijke personen mag alleen nog met toestemming. Bijvoorbeeld door contactgegevens te vragen wanneer een potentiële klant zich aanmeldt voor een nieuwsbrief. Hierbij moet je duidelijk vermelden dat het telefoonnummer gebruikt wordt voor telemarketing. Als een potentiële klant openstaat voor een telefoongesprek is bellen met nummerherkenning verplicht. Bedrijven met rechtspersoonlijkheid mogen wél direct benaderd worden, mits nummerherkenning aanstaat. Bestaande klanten mag je voor een bepaalde periode zonder toestemming bellen. Hiervoor is nog geen wettelijke termijn bepaald.
Alle rechtspersonen dezelfde regels voor bestuur en toezicht
Heeft jouw bedrijf een coöperatie, vereniging of stichting als rechtsvorm? Dan veranderen de wettelijk regels over de taken, het stemrecht en de aansprakelijkheid voor jou en de andere bestuurders en toezichthouders. Voor alle rechtspersonen gelden straks dezelfde regels. De regels zijn gelijk aan de huidige regels voor een nv of bv. Indien bestuurders of toezichthouders zich niet aan de regels houden kunnen zij persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Door deze wetswijziging moet je de statuten van jouw bedrijf wellicht aanpassen. Dit kan tot 1 juli 2026. Ook al zijn je statuten nog niet gewijzigd, moet je toch voldoen aan de nieuwe regels.
Kleine plastic flesjes krijgen statiegeld
Vanaf 1 juli zit er 15 cent statiegeld op kleine plastic flesjes frisdrank en water met een inhoud minder dan een liter. Ben jij eigenaar van een grote supermarkt (200 m2) of bemand tankstation langs de snelweg? Dan ben je verplicht om lege petflesjes in te zamelen. Heb je een horecabedrijf? Dan is dit niet verplicht. Kies je ervoor om dit wel te doen dan mag je het statiegeld retour geven aan de consument maar dat hoeft niet. Er komen speciale zakken voor het inzamelen van de lege flesjes. Je bestelt deze zakken bij je drankleverancier.
Nieuwe btw-regels voor internationale e-commerce
Heb je een webshop en denk je erover na om producten over de grens te verkopen? Let op dat je het juiste btw-tarief berekent. Als je totaalbedrag aan buitenlandse verkopen in EU-landen jaarlijks onder de € 10.000,-- blijft, mag je Nederlandse btw in rekening blijven brengen. Met als randvoorwaarden dat het transport van de zending in Nederland begint en dat je een vestiging in een EU-land hebt. Vanaf het moment dat je omzet boven de € 10.000,-- komt, breng je het btw-tarief in rekening van het EU-land waar je klant gevestigd is. Daarnaast ben je vanaf 1 juli bij invoer van goederen in de EU invoer-btw verschuldigd, ongeacht de waarde van de zending. Zendingen met een waarde tot en met € 150,-- blijven vrijgesteld van invoerrechten. Heb jij een verkoopplatform en faciliteer jij de bestellingen en betalingen? Dan word jij verantwoordelijk voor de btw- afdracht.
Betrouwbaarheidsniveau EH1 van eHerkenning stopt
Het betrouwbaarheidsniveau EH1 van EH1 stopt. eHerkenning is de digitale sleutel voor ondernemers en de overheid. Wanneer je als ondernemer zaken regelt met een overheidsorganisatie, bijvoorbeeld de Belastingdienst of gemeente, is inloggen met eHerkenning vereist. Met e- Herkenning is inloggen veilig. Op die manier weten organisaties zeker wie je bent. Daarnaast geeft het jou extra zekerheid dat de site waar je inlogt betrouwbaar en veilig is. Vanwege strengere eisen wordt het laagste betrouwbaarheidsniveau van het inlogsysteem, EH1, stopgezet. Maak jij gebruik van EH1? Dan moet je dit aanpassen. Leveranciers van eHerkenningsmiddelen informeren ondernemers over het stopzetten en upgraden van EH1.
Verkoop wegwerpplastic verboden
Wegwerpplastic is passé. Ben jij producent of importeur van plastic wegwerpproducten? Vanaf 3 juli mag je een aantal plastic producten niet meer op de markt brengen. Heb je een winkel, groothandel of horecabedrijf en gebruik of verkoop je wegwerpplastic? Dan mag je de oude voorraad opmaken. Zodra de voorraad op is moet je op zoek naar alternatieven zoals disposables van hout, bamboe of karton. Ook wegwerpproducten die gedeeltelijk gemaakt zijn van plastic of bio plastic zijn verboden. Met de nieuwe SUP-richtlijn (Single Use Plastics) wil de Europese Unie de plastic soep in zee verminderen. De regels die per 3 juli ingaan vormen een onderdeel van een pakket aan maatregelen dat de komende jaren in werking treedt.
De ingangsdatum van deze wetswijziging is nog niet definitief. Inwerkingtreding van deze (wets)wijziging is afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer of afkondiging van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) of ministeriële regeling én publicatie in het Staatsblad of de Staatscourant.
Minimumloon omhoog
Heb je personeel in dienst? Het brutobedrag van het wettelijk minimumloon stijgt op 1 juli 2021. Het wettelijk brutominimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bij een volledig dienstverband wordt vanaf 1 juli 2021:- € 1.701,80 per maand
- € 392,55 per week
- € 78,51 per dag
Digitale bewaarplicht
Juli 2021
Ondernemers dienen hun administratie in beginsel zeven jaar te bewaren. Administraties zijn tegenwoordig vergaand gedigitaliseerd en dus heeft de Belastingdienst de fiscale eisen hieromtrent toegelicht.
-
Lees meer
Gegevens raadplegen
De bewaarplicht houdt ook in dat de bewaarde gegevens te raadplegen moeten zijn. Dit betekent dat bijvoorbeeld oude apparatuur bewaard moet blijven als bepaalde digitale bestanden alleen op die manier te raadplegen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de oude floppydisk of een eerdere Windows- versie.
Niet alleen Auditfile
De Auditfile Financieel is een uittreksel van het grootboek en wordt door de meeste boekhoudpakketten in Nederland ondersteund. Het is echter niet voldoende om alleen de Auditfile te bewaren, omdat hierin lang niet alle administratieve boekingen zijn opgenomen.
Conversie
Het is toegestaan om gegevens van het ene opslagmedium naar een andere over te brengen, zoals het scannen van een papieren document of de inhoud van een cd-rom naar een USB-stick. Hiervoor geldt wel de voorwaarde dat de conversie juist en volledig gebeurt, dat de geconverteerde gegevens gedurende de gehele bewaartermijn beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd te reproduceren, leesbaar te maken en te controleren.
Papieren documenten niet bewaren
Als u aan genoemde voorwaarden voldoet, hoeven de originele documenten niet meer te worden bewaard. Daarbij zal de digitale versie de plaats innemen van het origineel. In principe kunnen alle documenten worden geconverteerd, met uitzondering van de balans, de staat van baten en lasten en van bepaalde douanedocumenten.
Elektronische communicatiemiddelen
Ook digitale agenda’s en berichten zoals via e-mail, WhatsApp, sms en Facebook dienen ook bewaard te worden, voor zover ze zakelijk zijn. Bij een controle moeten deze gegevens ter beschikking worden gesteld in de vorm waar de inspecteur om vraagt.
Let op! Als er geen duidelijke scheiding tussen zakelijke en persoonlijke informatie wordt aangebracht, moeten dus ook privégegevens worden bewaard.
Heeft u vragen over de bewaarplicht, neem dan contact op met Administratiekantoor H.A. van Duuren via 055-5339960.
Bron: SRA – Publicatiedatum: 09-06-2021
Per 1 juli 2021 extra regels voor Vereniging en Stichting
Juni 2021
Besturen van verenigingen en stichtingen krijgen met ingang van 1 juli van dit jaar met extra regels te maken. Dit is het gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).
-
Lees meer
Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen
De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zoveel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Overigens bevat de WBTR ook een aantal aanpassingen voor de nv en bv, maar daar gaan wij hier aan voorbij.
Aansprakelijkheid bestuurders
De bestaande aansprakelijkheid van bestuurders wordt in de WBTR uitgebreid. De aansprakelijkheid wordt uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van ernstig verzuim.
Tegenstrijdig belang
Eén van de zaken die in de WBTR geregeld wordt, is het voorkomen van tegenstrijdige belangen. Daarom is in de nieuwe wet bepaald dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.
Stemrecht aan banden
In de WBTR kan een bestuurder nooit meer stemmen uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging, als dit eerder is.
Alternatieve besluitvorming
Als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig, kunnen formeel geen besluiten meer worden genomen. Volgens de WBTR dienen dan de statuten te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.
Bron: SRA – Publicatiedatum: 24-06-2021
Sterke inkomensdaling door corona? Gebruik de middelingsregeling
Juni 2021
Door corona hebben veel ondernemers een sterke inkomensdaling gehad. Is dat bij u ook het geval? Dan is er de middelingsregeling. Dat is een regeling voor belastingplichtigen met een wisselend inkomen en kan daarom interessant zijn in deze tijden van wisselende inkomsten door corona.
-
Lees meer
Middelingsregeling
De middelingsregeling is een regeling in de inkomstenbelasting waarbij belasting wordt betaald over een gemiddeld inkomen in plaats van het daadwerkelijke inkomen. Dat gemiddelde wordt berekend over een periode van drie aaneengesloten jaren. Omdat het gemiddelde inkomen bij sterk wisselende jaarlijkse inkomens lager ligt resulteert dat in een lager bedrag aan te betalen inkomstenbelasting.
Hoe werkt middeling?
Is het te betalen bedrag over het gemiddelde over een periode van drie aaneengesloten jaren lager dan het bedrag dat daadwerkelijk over die drie jaren is betaald? Dan bestaat recht op teruggave van het teveel betaalde bedrag. Daarbij geldt wel een drempelbedrag van € 545 (2021).
Let op! Het recht op teruggave geldt dus alleen voor het bedrag dat uitkomt boven de drempel.
Zelf aanvragen
De Belastingdienst past de middelingsregeling niet zelf toe. Een belastingplichtige moet zelf met een formulier verzoeken om toepassing van de regeling. Een verzoek om middeling moet binnen 36 maanden worden ingediend na afloop van de bezwaartermijn van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over het laatste belastingjaar.
Tip! De middelingsregeling heeft geen invloed op ontvangen toeslagen in de opgegeven jaren voor middeling.
Corona
Het jaar 2020 is het jaar dat veel ondernemers voor het eerst door corona een sterke inkomensdaling hebben gehad. Het is aan te raden om eerst goed na te gaan welke periode van drie aaneengesloten jaren het meest optimaal is voor toepassing van de middelingsregeling.
Let op!
De middelingsregeling mag vaker worden aangevraagd maar elk jaar mag maar één keer voor middeling worden gebruikt.Bron: SRA – Publicatiedatum: 26-05-2021
Aanvraag corona-noodsteun Apeldoornse ondernemers
Mei 2021
Het corona-noodsteunpakket van de gemeente Apeldoorn voor ondernemers in deze gemeente is vanaf woensdag 26 mei om 9.00 geopend.
-
Lees meer
Ondernemers kunnen vanaf dat moment een aanvraag doen voor maximaal twee soorten tegemoetkoming en advies om met hun onderneming te overleven of om een gat te overbruggen in de crisis. Alle informatie hieromtrent staat vermeld op www.apeldoorn.nl/voorondernemers.
De gemeente wil vooral de lokale ondernemers helpen die tot nu toe nauwelijks van andere regelingen gebruik hebben kunnen maken. Met een budget van een miljoen euro hoopt het gemeentebestuur vele honderden lokale ondernemers tot steun te zijn. De voorwaarden zijn zo eenvoudig mogelijk. Het gaat niet om een subsidie waarbij de ondernemer zelf ook extra geld moet investeren. Het gaat ook niet om een lening, het geld is meteen bruikbaar en hoeft na toekenning dus niet terug als men aan de voorwaarden voldoet.
Niet te lang wachten
De gemeente adviseert om niet te lang te wachten met een aanvraag. Alle aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst tot het budget is opgebruikt.
Vragen?
Heeft u vragen, neem dan contact op met Administratiekantoor H.A. van Duuren via 055-5339960.
Informeer werknemer tijdig over opname vakantiedagen
Mei 2021
Een werkgever moet de werknemer tijdig infomeren over de wettelijke vakantiedagen die nog niet zijn opgenomen. Doet hij dat niet, dan blijven de niet opgenomen vakantiedagen gewoon staan en vervallen ze niet per 1 juli 2021.
-
Lees meer
Iedere werknemer heeft recht op vier weken vakantie op jaarbasis. Het gaat hier om de wettelijke vakantie-aanspraak. Komt iemand in de loop van het jaar in dienst dan vindt de opbouw naar rato plaats. In een individuele arbeidsovereenkomst of in een cao is vaak geregeld dat de werknemer recht heeft op meer vakantiedagen dan het wettelijke minimum, de zogenaamde bovenwettelijke
dagen. Bij de toekenning van bovenwettelijke dagen kan worden afgeweken van de wettelijke regeling.
Vervaltermijn wettelijke vakantiedagen
Wettelijke vakantiedagen vervallen een half jaar na afloop van het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd. Dit betekent concreet dat de wettelijke vakantiedagen over 2020 dus op 1 juli 2021 komen te vervallen. Afwijkende schriftelijke partijafspraken zijn mogelijk, mits in het voordeel van de werknemer. De vervaltermijn dient als stimulans voor werknemers om hun wettelijke vakantiedagen op te nemen.
Bovenwettelijke vakantiedagen
Deze korte vervaltermijn geldt niet voor bovenwettelijke vakantiedagen. Ook geldt de korte vervaltermijn niet als de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest zijn vakantiedagen op te nemen bijvoorbeeld in verband met drukte in de organisatie. Dan wordt weer teruggevallen op de reguliere verjaringstermijn van vijf jaar. Dit laatste mag niet te snel worden aangenomen. Ook zieke werknemers kunnen bijvoorbeeld gewoon vakantie opnemen. Dit geldt zeker als er re-integratieverplichtingen zijn opgelegd aan de werknemer. Tijdens vakantie is de zieke werknemer immers vrijgesteld van zijn re-integratieverplichting.
Verjaringstermijn bovenwettelijke vakantiedagen
Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt een verjaringstermijn van vijf jaar die begint te lopen na afloop van het jaar waarin ze zijn opgebouwd. Bovenwettelijke vakantiedagen over 2021 komen dus op 31 december 2026 te verjaren. Verjaringstermijnen kunnen in tegenstelling tot vervaltermijnen worden opgeschort. De werknemer kan een brief aan de werkgever schrijven waarin hij kenbaar maakt aanspraak te willen blijven maken op de bovenwettelijke vakantiedagen die komen te verjaren. Dan begint er weer een nieuwe verjaringstermijn te lopen.
Informatieplicht werkgever
Het Europese Hof van Justitie heeft in 2018 in het Max-Planck arrest bepaald dat alleen wanneer de werkgever kan bewijzen dat hij de werknemer erop heeft gewezen dat hij de vakantiedagen tijdig moet opnemen en wat de consequenties zijn als de werknemer dat niet doet, de vakantiedagen komen te vervallen. De werkgever heeft dus een vergaande inspanningsverplichting. Het is dus zaak voor een werkgever om een werknemer er vóór 1 juli 2021 op te wijzen dat zijn nog openstaande wettelijke vakantiedagen over 2020 komen te vervallen.
ATV-dagen vallen niet onder vakantieregeling
ATV-dagen vallen niet onder de regelgeving ten aanzien van vakantiedagen. Daarom is het wel mogelijk om ATV-dagen na een bepaalde tijd te laten vervallen.
Bron: SRA – Publicatiedatum: 03-05-2021
Voorkom belastingrente met tijdige aangifte of aanvraag voorlopige aanslag
April 2021
Als u verwacht dat u over het jaar 2020 inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting moet betalen of moet bijbetalen, bent u misschien ook belastingrente
verschuldigd. U kunt dit voorkomen door op tijd uw aangifte in te dienen of een voorlopige aanslag aan te vragen.
-
Lees meer
Aangifte IB of voorlopige aanslag vóór 1 mei 2021
Dient u vóór 1 mei 2021 uw aangifte inkomstenbelasting (IB) 2020 in of verzoekt u vóór die datum om een juiste voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2020? Dan mag de Belastingdienst geen rente berekenen over het in de aangifte of voorlopige aanslag berekende bedrag.
In 2020 was de belastingrente tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Inmiddels is de belastingrente echter al weer een tijdje vastgesteld op 4%. Voorkom deze rente en dien op tijd uw aangifte in of vraag op tijd om een voorlopige aanslag.
4% belastingrente
Doet u dit niet vóór 1 mei en ligt de dagtekening van de aanslag ná 30 juni 2021? Dan brengt de Belastingdienst vanaf 1 juli 2021 4% belastingrente in rekening.
Aangifte VPB vóór 1 juni 2021 of voorlopige aanslag vóór 1 mei 2021
Ook voor de vennootschapsbelasting (VPB) gelden termijnen waarbinnen de Belastingdienst geen belastingrente mag berekenen. U moet dan vóór 1 juni 2021 uw aangifte vennootschapsbelasting 2020 indienen of vóór 1 mei 2021 om een juiste voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2020 vragen.
2022 weer 8%!
Waar de belastingrente voor de vennootschapsbelasting normaal minimaal 8% bedraagt, is deze tot en met 31 december 2021 tijdelijk verlaagd naar 4%. Maar let op! Vanaf 1 januari 2022 gaat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting weer naar minimaal 8%.
Dient u uw aangifte niet vóór 1 juni 2021 in én vraagt u niet om een voorlopige aanslag vóór 1 mei 2021? En ligt de dagtekening van de (voorlopige) aanslag ná 30 juni 2021? Dan brengt de Belastingdienst vanaf 1 juli 2021 4% belastingrente in rekening én vanaf 1 januari 2022 weer minimaal 8%.
Tip! Zorg dat u nauwkeurig de verschuldigde belasting inschat. Is de schatting te laag, dan berekent de Belastingdienst namelijk over het meerdere alsnog belastingrente vanaf 1 juli 2021. Is de schatting te hoog, dan vergoedt de Belastingdienst echter geen belastingrente over de in eerste instantie te veel betaalde belasting.Bron: SRA – Publicatiedatum: 12-04-2021
Taxatiewaarde van belang voor startersvrijstelling per 1 april
April 2021
Voor de waarde waarover overdrachtsbelasting berekend wordt, is de waarde in het economisch verkeer bepalend, of de koopsom indien die hoger is.
-
Lees meer
Dit betekent dat de taxatiewaarde van een woning vanaf 1 april 2021 bepalend kan zijn voor het krijgen van de startersvrijstelling. Jongeren tussen 18 en 35 jaar kunnen sinds dit jaar eenmalig genieten van een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Vanaf 1 april 2021 geldt die vrijstelling echter alleen nog voor woningen met een taxatiewaarde van maximaal € 400.000. Als de koopprijs onder de
€ 400.000 ligt, maar de woning wordt getaxeerd op meer dan € 400.000 moet er dus toch overdrachtsbelasting betaald worden.
De vrijstelling kent als voorwaarde dat deze vanaf het jaar 2021 nog niet eerder genoten is. Iedereen tot 35 jaar kan in principe dus één keer van de vrijstelling profiteren. Dit geldt ook voor degenen die nu al een koopwoning bezitten. Voor de vrijstelling is verder vereist dat men de woning zelf bewoont.
Belastingheffing bij partner van ondernemer met TOZO
Maart 2021
Ondernemers die in 2020 een Tozo-uitkering ontvingen en een partner hebben, kunnen bij de aangifte over 2020 geconfronteerd worden met een belastingheffing bij die partner. Dit is het gevolg van het feit dat de Tozo voor 50% aan die partner wordt toegerekend. De ‘schade’ kan in de honderden euro’s lopen.
-
Lees meer
Tozo
Zelfstandigen die door corona in financiële moeilijkheden zijn gekomen, kunnen sinds maart 2020 in aanmerking komen voor de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers). Via de Tozo kan het inkomen van een zelfstandige worden aangevuld tot het bestaansminimum. Dit is maximaal € 1.500. De Tozo kon in de eerste maanden ook worden verkregen als de partner van een zelfstandige zelf wel voldoende inkomen had.
Heeft u een partner?
De toerekening van de Tozo geschiedt voor zelfstandigen met een partner voor 50% aan de partner, die hier ook zelf belasting over moet betalen. De gemeente houdt hier bij het uitbetalen wel rekening mee, maar niet met het feit dat de partner wellicht al een deel van de heffingskorting gebruikt vanwege eigen inkomsten.
Heffingskorting
Als de heffingskorting al helemaal of deels gebruikt is vanwege inkomsten van de partner zelf, wordt het deel van de Tozo dat aan de partner wordt toegerekend zwaarder belast. Dit wordt zichtbaar bij het doen van de belastingaangifte over 2020.
Vragen?
Heeft u vragen over uw belastingaangifte 2020 en de Tozo, neem dan contact op met AdministratiekantoorH.A. van Duuren via 055-5339960.
Bron: SRA – Publicatiedatum: 19-03-2021
Extra opletten bij aangifte Inkomstenbelasting 2020
Maart 2021
Vanaf 1 maart kunnen ondernemers en particulieren weer aangifte doen voor het jaar 2020. Heeft u deze al gedaan? Vanwege corona is het wel zaak om dit jaar
extra op te letten.
Wat zijn de specifieke aandachtspunten?
-
Lees meer
Afwijkend inkomen
Voor veel belastingplichtigen, ondernemers en particulieren, zal vanwege corona het inkomen van vorig jaar af kunnen wijken met dat van voorgaande jaren. Hiermee is door de Belastingdienst veelal nog geen rekening gehouden.
Tozo of TOFA?
De Belastingdienst heeft al wel rekening gehouden met een afwijkend inkomen als gevolg van een aanvraag van de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) en TOFA (Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten). Heeft u recht op een van deze steunmaatregelen? Dan hoeft alleen gecontroleerd te worden of de vooraf ingevulde gegevens kloppen.
Hypotheekrente
Speciale aandacht verdient de aftrek van hypotheekrente. Vanwege de introductie van een zogenaamde betaalpauze – u heeft dan uitstel van betaling van hypotheekrente gehad – kan de aftrek over 2020 lager zijn dan normaal. Dit geldt vaak ook als een hypotheek in 2020 opnieuw is afgesloten, omdat de rente dan meestal lager ligt dan in het verleden.
Vaste lasten
In de aangifte moeten ondernemers ook rekening houden met het feit dat de tegemoetkomingen voor vaste lasten vanwege corona in de vorm van TOGS en TVL onbelast zijn. De kosten zijn daarentegen wel integraal aftrekbaar van de winst.
Zelfstandigenaftrek
In de aangifte wordt ook gewezen op het feit dat het zogenaamde urencriterium voor ondernemers vanwege corona versoepeld is. Dit betekent dat ondernemers die vanwege corona minder uren in het bedrijf hebben gewerkt, toch aan het urencriterium kunnen voldoen. Daardoor hoeft het recht op enkele faciliteiten voor ondernemers, zoals de zelfstandigenaftrek, niet verloren te gaan.
Individuele omstandigheden
Wie aangifte doet moet zelf rekening houden met een eventuele wijziging in 2020 van zijn individuele omstandigheden, zoals werkloosheid, een huwelijk of echtscheiding. Ook hierdoor kan de aangifte van 2020 fors afwijken van die van voorgaande jaren.
Heeft u vragen over de aangifte over het jaar 2020, neem dan contact met op met Administratiekantoor H.A. van Duurenvia 055-5339960.
Bron: SRA – Publicatiedatum: 18-03-2021
Lagere WOZ-waarde bedrijfspanden wegens Corona
Maart 2021
De coronacrisis heeft flinke gevolgen voor burgers en bedrijven. Met name de horecasector is zwaar de klos door alle beperkende maatregelen. Maar heeft de crisis ook gevolgen voor de WOZ-waarde van bedrijfspanden?
-
Lees meer
Waardepeildatum
In een zaak die onlangs door een horecaondernemer voor de rechter werd uitgevochten, werd beslist dat de WOZ-waarde van een bedrijfspand voor het jaar 2017 nog niet door corona werd beïnvloed. De zaak werd pas jaren later voor de rechter uitgevochten, maar voor de WOZ-waarde van panden is de peildatum doorslaggevend.
Bijzondere omstandigheid
De peildatum voor de waardebepaling in het kader van de WOZ, ligt in de regel op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de WOZ-waarde wordt vastgesteld. Dat is voor dit jaar dus 1 januari 2020. Dit kan anders zijn als sprake is van een ‘bijzondere omstandigheid’.
Waarde op 1 januari 2021
Bij een verandering in waarde door een specifiek voor het pand geldende bijzondere omstandigheid, wordt de waardepeildatum echter een jaar vervroegd. De waardepeildatum voor WOZ-beschikkingen van 2021 is dan dus 1 januari 2021. De vraag is of de coronacrisis zo’n bijzondere omstandigheid is.
Onderzoek Waarderingskamer
De Waarderingskamer controleert en beoordeelt gemeenten op de uitvoering van de Wet WOZ. Onderzoek in opdracht van de Waarderingskamer bracht aan het licht dat corona inderdaad zo’n bijzondere omstandigheid kan zijn.
Substantiële waardedaling
Voorwaarde is dan wel dat er door de coronacrisis voor een pand sprake is van een substantiële waardedaling. Wat dit precies is, is niet bekend, maar duidelijk is dat het niet om kleinigheden mag gaan.
Horeca en detailhandel
Inmiddels is duidelijk dat met name de horeca, maar ook veel detailhandelszaken, geconfronteerd worden met een aanzienlijke omzetschade door corona. Daarbij is de duur van deze omzetschade onbekend. Het is dan ook verdedigbaar te stellen dat veel panden waarin horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, fors in waarde zijn gedaald als gevolg van het leegstandsrisico.
Let op! In die gevallen is er voor de WOZ-waarde sprake is van een ‘bijzondere omstandigheid’, die ertoe noopt de waardepeildatum voor dit jaar te bepalen op 1 januari 2021 in plaats van 1 januari 2020. Dit zal dan leiden tot een lagere WOZ-waarde.Bron: SRA – Publicatiedatum: 05-03-2021
Aanvraag periode definitieve berekening verlengd
Februari 2021
Werkgevers krijgen meer tijd om de definitieve aanvraag voor de NOW, de tegemoetkoming in de loonkosten, in te dienen. Voor het indienen van de aanvraag voor de definitieve vaststelling NOW 1.0 is de termijn verlengd naar 31 oktober 2021. Dit heeft minister Koolmees bekendgemaakt.
-
Lees meer
Tegemoetkoming NOW
De NOW-regeling is een tegemoetkoming in de loonkosten voor bedrijven met een omzetdaling van minstens 20% als gevolg van de coronacrisis. De tegemoetkoming bedroeg eerst maximaal 90% van de loonkosten en bedraagt vanaf 1 januari 2021 maximaal 85% van de loonkosten. Per 1 april 2021 gelden strengere voorwaarden en wordt ook minder loonkostensubsidie verleend.
Definitieve tegemoetkoming
Werkgevers die een tegemoetkoming hebben aangevraagd, krijgen na hun aanvraag eerst een voorschot. Pas als het werkelijke omzetverlies bekend is, kan het UWV de definitieve tegemoetkoming berekenen. Hiervoor moeten werkgevers per aanvraagperiode een aparte ‘aanvraag tot definitieve vaststelling’ doen.
Alle aanvraagperiodes verlengd
Onder meer vanwege de complexiteit van de aanvragen en drukte bij accountantskantoren is besloten de aanvraagperiode voor de definitieve tegemoetkoming van de NOW 1.0 te verlengen tot 31 oktober 2021. Ook de aanvraagperiodes voor definitieve vaststelling van de overige tegemoetkomingen via de NOW zijn verlengd.
Let op! Daarnaast wordt de aanvraagperiode voor de NOW- 2 vervroegd van 15 april 2021 naar 15 maart 2021.Ruime betalingsregelingen
Bij de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming kan het voorkomen dat een deel van het reeds uitgekeerde voorschot wordt teruggevorderd. Vanwege de voortdurende beperkende maatregelen inzake de lockdown, kan dit met financiële moeilijkheden gepaard gaan.
Let op! Het UWV biedt daarom de mogelijkheid tot ruimte betalingsregelingen, waarbij de persoonlijke situatie van werkgevers betrokken wordt. Uitstel van betaling behoort tot één van de mogelijkheden.Bron: SRA – Publicatiedatum: 24-02-2021
U ontvangt betalingskorting voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting
Januari 2021
Krijgt u een voorlopige aanslag 2021 die u moet betalen? En doet u dat in 1 keer, vóór de 1e betaaldatum? Dan krijgt u betalingskorting.
-
Lees meer
Het rentepercentage van de betalingskorting is vanaf 23 maart 2020 tot en met 31 december 2021 verlaagd van 4 naar 0,01. Dit komt
doordat het is gekoppeld aan het rentepercentage van de invorderingsrente.
Dat is wettelijk zo geregeld. En het kabinet heeft vanwege de coronacrisis het rentepercentage van de invorderingsrente tijdelijk verlaagd naar 0,01.
U kunt bezwaar maken tegen het bedrag van de betalingskorting die u krijgt.
Maar als u bezwaar maakt omdat wij rekenen met het percentage van 0,01, zal uw
bezwaar worden afgewezen.
Voorlopige aanslag 2021
Januari 2021
Hebt u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2021 ontvangen? Controleer deze dan goed want deze aanslag is gebaseerd op uw bij de Belastingdienst bekende gegevens. Die kunnen nogal afwijken van uw huidige situatie.
-
Lees meer
Invloed corona
De coronacrisis kan ervoor hebben gezorgd dat uw inkomen nu fors afwijkt van vorige jaren. Een lagere winst vanwege corona is voor veel ondernemers ook voor het komende jaar niet ondenkbaar. U kunt dan uw voorlopige aanslag voor 2021 lager laten vaststellen.
Overige wijzigingen
Behalve door corona, kan uw inkomen in 2021 natuurlijk ook door andere oorzaken afwijken van eerdere jaren. Wellicht hebt u uw bedrijf onlangs flink uitgebreid of juist ingekrompen.
Daarnaast kunnen ook aftrekposten veranderen, bijvoorbeeld als u dit jaar uw hypotheek
hebt overgesloten tegen een lagere rente. De aftrek van hypotheekrente is dan lager, zodat u uw voorlopige aanslag hoger moet laten vaststellen.
Zelf wijzigen
Het wijzigen van uw voorlopige aanslag is makkelijk zelf te doen via de site van de Belastingdienst. Maak een reële schatting van uw te verwachten inkomen in 2021, zodat u aan het eind van volgend jaar niet al te veel hoeft
bij te betalen of terugkrijgt.
Geringe korting
Ook dit jaar kunt u er weer voor kiezen uw voorlopige aanslag ineens te betalen. De korting die u dan krijgt is gebaseerd op een rente van slechts 0,01%.
Wijziging werkkostenregeling 2021
Januari 2021
Per 1 januari 2021 gaat de vrije ruimte binnen de WKR naar 1,7% over de eerste € 400.000,- van de loonsom. Over het meerdere van uw loonsom wordt de vrije ruimte 1,18%. In 2020 was naar aanleiding van de coronacrisis de vrije ruimte (eenmalig) verhoogd naar 3% over de eerste € 400.000,- van de loonsom.
Gebruikelijk loon DGA 2021
Januari 2021
Het gebruikelijk loon voor de DGA stijgt in 2021 naar € 47.000,-. In 2020 was dit nog € 46.000,-. De regeling voor gebruikelijk loon
geldt voor iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk verricht voor diezelfde onderneming. Zij moeten in de loonaangifte een
salaris opnemen dat 'gebruikelijk' is voor de werkzaamheden. Voor 2021 geldt dus als richtlijn een salaris van € 47.000,-.
Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)
Januari 2021
Het kabinet stimuleert bedrijven om investeringen te doen met een nieuwe investeringskorting, de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK).
-
Lees meer
Deze tijdelijke regeling zorgt ervoor dat
bedrijven ook in deze roerige tijden blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe
machines. De regeling geldt voor nieuwe investeringen die vanaf 1 januari 2021
tot uiterlijk 31 december 2022 worden gedaan. Bij grote investeringen in een jaar is de korting tot € 5 miljoen 3,9%, daarboven 1,8%. Bedrijven kunnen de investeringskorting verrekenen met de af te dragen loonheffing.
Let op!
Vanwege de verrekening met de loonheffing is de BIK alleen interessant voor bedrijven met personeel. Het is niet toegestaan een investering – waarvoor de BIK wordt verkregen – aan een derde ter beschikking te stellen. Het maakt
niet uit of deze derde een Nederlands of buitenlands bedrijf is.
Let op!
Het is nog niet zeker of ook een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting de BIK kan aanvragen. Eerst moet er groen licht komen van de Europese Commissie of dit onderdeel van de BIK geoorloofde steun is.
Investeringen 2021
Januari 2021
Ondernemers die investeren, krijgen dit jaar meer investeringsaftrek. Dit komt door aanpassingen aan de inflatie en de verhoging
van de energie-investeringsaftrek. Ook is er een nieuwe investeringsfaciliteit, de baangerelateerde investeringskorting (BIK).
-
Lees meer
Aanpassing aan inflatie
De aanpassing aan de inflatie betekent dat het maximum van de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen, de KIA, stijgt naar € 16.568,-. Dit maximum bereikt men als in 2021 wordt geïnvesteerd voor een bedrag
tussen € 59.171,- en € 109.574,-.
Let op!
Men heeft pas recht op de KIA als er in 2021 voor meer dan € 2.400,- wordt geïnvesteerd.
Verbetering EIA
De investeringsaftrek voor energiezuinige investeringen gaat dit jaar licht omhoog. Voor energiezuinige investeringen die op de zogenaamde Energielijst voor 2021 voorkomen, krijgt men een energie-investeringsaftrek (EIA) van 45,5%, tegen 45% vorig jaar. Daarnaast wordt het maximum aan investeringen waarvoor de EIA verkregen kan worden, verhoogd van € 124 miljoen naar € 126 miljoen.
MIA en Vamil ongewijzigd
De percentages van de milieu-investeringsaftrek (MIA) blijven ongewijzigd. Afhankelijk van het bedrijfsmiddel levert een investering 36%, 27% dan wel 13,5% aan MIA op. Alleen investeringen die op de Milieulijst voor 2021 staan, komen voor de MIA in aanmerking. Ook de Vamil blijft ongewijzigd.
Met de Vamil kunt u tot 75% van sommige investeringen op de Milieulijst willekeurig afschrijven. Dit biedt u een rente- en liquiditeitsvoordeel.
Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)
Dit jaar hebben ondernemers met personeel in dienst recht op een extra investeringsfaciliteit, de BIK. De BIK komt niet in aftrek op de winst, maar via de BIK kan 3,9% van het investeringsbedrag tot € 5 miljoen worden verrekenend met de loonheffing. Bij een hoger investeringsbedrag is over het meerdere 1,8% te verrekenen.
Schenkingen 2021
Januari 2021
Met een nieuw jaar is er ook weer een nieuwe schenkvrijstelling. Deze is vanwege corona extra met € 1000,- verhoogd ten opzichte van vorig jaar.
-
Lees meer
Schenkvrijstelling
De schenkbelasting kent een jaarlijkse vrijstelling die ouders gebruiken om te schenken aan hun kinderen. Op die manier wordt gedurende het leven al een deel van het vermogen belastingvrij overgeheveld naar de kinderen.
Extra verhoging vanwege corona
Vanwege de coronacrisis is de jaarlijkse schenkvrijstelling extra verhoogd met € 1.000,-. Dat geldt zowel voor de jaarlijkse vrijstelling voor kinderen als voor derden. In 2022 wordt de schenkvrijstelling weer met € 1.000,- verlaagd.
Vrijstelling voor kinderen
De vrijstelling voor schenkingen van ouders aan hun kinderen bedraagt in 2021 € 6.604,-. De vrijstelling voor schenkingen aan derden, zoals aan kleinkinderen, bedraagt in 2021 € 3.244,-.
Overige vrijstellingen
De schenkbelasting kent naast de jaarlijkse vrijstellingen nog enkele vrijstellingen. Zo kunt u eenmalig aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar belastingvrij € 26.881,- schenken. In plaats daarvan kunt u ook, onder voorwaarden, voor een dure studie eenmalig € 55.996,- of voor een eigen woning € 105.302,- schenken.
Let op!
De vrijstelling voor een eigen woning van € 105.302,- geldt ook voor schenkingen
aan derden.
Verliesverrekening 2021
Januari 2021
Hebt of verwacht u verrekenbare verliezen in de vennootschapsbelasting? Bekijk dan tijdig de gevolgen van de gewijzigde verliesverrekeningsregels. De regels worden verruimd, maar ook beperkt.
-
Lees meer
In hoofdlijnen
Zo zijn verliezen straks in tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar. Tegelijkertijd worden verliezen in omvang beperkt verrekenbaar: volledige verliesverrekening is straks slechts mogelijk tot een bedrag van € 1 miljoen.
Waarom?
Het doel van de wijzigingen is om te voorkomen dat bedrijven met winstgevende activiteiten jaren achtereen geen vennootschapsbelasting (vpb) betalen. De wijzigingen moeten leiden tot een meer geleidelijke verliesverrekening en daarmee stabielere belastinginkomsten.
Verruiming verliesverrekeningsregels vennootschapsbelasting
Momenteel geldt voor de achterwaartse verliesverrekening een termijn van één jaar en voor voorwaartse verliesverrekening een termijn van zes jaar. Dat verliezen vanaf 1 januari 2022 in de tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar
zullen zijn, is een verruiming van de huidige regels.
Beperking verliesverrekeningsregels vennootschapsbelasting
Onder de huidige regels zijn verliezen in omvang onbeperkt verrekenbaar. Daardoor is het bij voldoende verliezen mogelijk om winsten tot nihil te verminderen en daardoor geen vennootschapsbelasting te betalen. Deze praktijken wil het kabinet voorkomen. Daarom zijn verrekenbare verliezen in een jaar tot
een bedrag van € 1 miljoen volledig verrekenbaar met de winst. Boven € 1 miljoen is het verlies slechts verrekenbaar met 50% van de resterende belastbare winst van dat jaar. Op die manier is ondanks de aanwezigheid van
compensabele verliezen vennootschapsbelasting verschuldigd. Deze voorgestelde beperking is ook van toepassing op de ongewijzigde achterwaartse verliesverrekening van één jaar. Een verlies dat door de voorgestelde beperking
in een jaar niet volledig voorwaarts of achterwaarts verrekenbaar is, kan in een volgend jaar met inachtneming van dezelfde
beperking worden verrekend.
Let op!
Er is geen overgangsrecht. De wijzigingen zijn van toepassing op verliezen die stammen uit boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013. Verliezen uit boekjaren die zijn aangevangen voor die datum zijn – conform de huidige regels – tot 31 december 2021 verrekenbaar. Daarna verdampen ze.
Tip!
Zijn er mogelijkheden om in 2021 bestaande verliezen te verrekenen? Maak daar dan gebruik van!
Tip!
Per 1 januari 2019 is de houdsterverliesregeling afgeschaft. Er geldt een overgangsregeling. De wijzigingen gaan ook gelden voor houdster- en
financieringsverliezen die onder deze regeling vallen. Ook deze verliezen zijn dus tot een bedrag van € 1 miljoen volledig en daarboven slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare houdster- of financieringswinst verrekenbaar. Daarbij blijft de regel gelden dat deze slechts verrekenbaar zijn met houdster- of
financieringswinsten.
Let op!
De wijzigingen maken dat de omvang van de latente belastingvordering moeilijker is in te schatten. Enerzijds leidt de onbeperkte voorwaartse verliesverrekening tot een hogere latente belastingvordering. Anderzijds leidt
de beperking van de omvang van het verrekenbare verlies tot een lagere latente
belastingvordering. Daarbij betekent een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening dat voor een inschatting van de winstverwachting verder in de toekomst moet worden gekeken.
Kunt u een vaccinatie van een werknemer eisen?
Januari 2021
Kunt u een werknemer verplichten zich te laten inenten? Mag de sollicitant in een sollicitatiegesprek gevraagd worden of hij zich heeft laten inenten? Mag
u een vaccinatieverplichting in de functie-eis opnemen? Is het antwoord op die laatste vraag anders voor zorgpersoneel?
-
Lees meer
Deze vragen komen op nu het ernaar uitziet dat in 2021 wordt begonnen met een grootschalige inentingsactie. Bij die inentingsactie zal een
prioritering worden aangebracht.
Verplichting inenten werknemer?
Kunt u een werknemer verplichten zich te laten
inenten? Nee, is het antwoord. Een werknemer heeft het recht op lichamelijke integriteit. Dit is in de Grondwet verankerd. Dit betekent dat het aan de werknemer is om zich al dan niet te laten inenten. Het inenten gebeurt op basis van vrijwilligheid.
Loondoorbetaling?
Een werkgever kan de werknemers dus niet verplichten zich te laten inenten. De werkgever heeft weliswaar een zorgplicht waar het
gaat om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer en de arbeidsomstandigheden, maar deze zorgplicht gaat niet zover dat hij kan
afdwingen dat de werknemer zich laat vaccineren. Ook is het niet toegestaan de
werknemer onder druk te zetten om zich te laten vaccineren. Het betreft hier immers een gegeven over de gezondheid dat is onderworpen aan de
privacywetgeving.
Let op!
Wordt een niet-ingeënte medewerker ziek, dan geldt dat de werkgever verplicht is ook in die situatie het loon door te betalen.
Sollicitatie
Tijdens een sollicitatiegesprek mag evenmin worden gevraagd of een werknemer zich heeft laten inenten of van plan is zich te laten
inenten. Ook dit betreft immers een gezondheidsgegeven. Een gezondheidsgegeven
is een bijzonder persoonsgegeven waarvoor een verbod op het verwerken van die gegevens geldt, tenzij er sprake is van een wettelijke uitzonderingssituatie. Uitdrukkelijke toestemming van de werknemer volstaat niet, omdat er – gelet op de afhankelijkheidsrelatie –vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de vrijwilligheid van de gegeven toestemming.
Vaccinatieverplichting als functie-eis
Een vaccinatieverplichting opnemen als functie-eis kanalleen als er sprake is van een legitiem doel en de middelen om dat doel te bereiken, passend en noodzakelijk zijn. Er wordt daardoor immers onderscheid aangebracht tussen wel en niet-ingeënt personeel. Zoals aangegeven, gelden het beginsel van lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht. Een vaccinatieverplichting opnemen in een functie-eis is geen legitiem doel.
Vaccinatie essentieel bij sollicitant zorgmedewerker?
Is een vaccinatie cruciaal om het werk veilig te
kunnen uitvoeren, zoals bij een sollicitant zorgmedewerker, dan kan de
werkgever verlangen dat de sollicitant een medische keuring ondergaat. De bedrijfsarts mag navragen of de kandidaat gevaccineerd
is; dit op basis van de Wet op de Medische Keuringen. Vervolgens laat de bedrijfsarts weten
of de kandidaat wel of niet geschikt is voor de functie. De reden wordt dan niet meegedeeld.
Vaccinatie bij zorgmedewerkers in dienst
Kan een werkgever wel bij zorgmedewerkers in vaste dienst een vaccinatie verplichten? Dat is erg lastig te beantwoorden, omdat alles rondom corona nieuw is en er geen jurisprudentie over is. Uit de jurisprudentie uit het verleden volgt wel dat er vaak door de rechter in dergelijke gevallen een belangenafweging plaatsvindt tussen het individuele en het collectieve geval.
Mondkapje verplicht stellen?
Januari 2021
Kunt u als werkgever, om te voldoen aan uw zorgplicht, het dragen van een niet-medisch mondkapje verplicht stellen? En wie betaalt dat dan? En wat als
een werknemer geen mondkapje wil dragen?
-
Lees meer
Als werkgever hebt u een wettelijke zorgplicht. Dat houdt in dat u moet zorgen voor een veilige werkomgeving voor de medewerkers. Ook bent u op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht een arbeidsomstandighedenbeleid te
voeren en daarin aandacht te besteden aan de risico’s op de werkvloer. Het basisdocument hiervoor is de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E). Ook daarin moet aandacht worden geschonken aan de maatregelen in verband met corona.
Voldoen aan de zorgplicht
Om te voldoen aan de zorgplicht, kunt u het dragen van een niet-medisch mondkapje verplicht stellen. De werkgever heeft immers ook een instructierecht. Dit instructierecht houdt in dat de werkgever aanwijzingen kan
geven over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de arbeid moet worden verricht. Wel geldt dat het moet gaan om redelijke voorschriften. Als het
bijvoorbeeld niet mogelijk is op de werkvloer genoeg afstand te houden, zoals in een supermarkt met smalle gangpaden, dan kan het redelijk zijn een mondkapje verplicht te stellen.
Wie betaalt het mondkapje?
Als u het dragen van een niet-medisch mondkapje verplicht stelt, moet u mondkapjes beschikbaar stellen of de mogelijkheid bieden om de kosten te declareren. Ook moet u duidelijke instructies geven over het gebruik ervan.
Als een werknemer geen mondkapje wil
dragen?
Geeft de werknemer geen gehoor aan het verzoek van u om mondkapjes te dragen op de werkvloer, dan kunt u hem naar huis sturen om
daar te gaan werken. Betreft het een werknemer die vanwege de aard van zijn werkzaamheden niet kan thuiswerken, dan kan het gedrag van de werknemer aanleiding vormen voor u om en disciplinaire maatregel op te leggen, zoals een
waarschuwing of het stoppen van de loonbetaling. Dit is uiteraard een uiterste
middel. Het blijft altijd van belang om met elkaar in gesprek te gaan.
Medische belemmeringen voor het dragen
Er zijn werknemers die om gezondheidsredenen geen (of niet langdurig) een mondkapje kunnen dragen. In dit verband kan worden gedacht
aan mensen met luchtwegklachten, zoals astma of COPD. Ook kunnen werknemers in paniek raken als gevolg van het dragen van een mondkapje. Door mondkapjes op het werk
te verplichten, zijn deze werknemers feitelijk niet meer geschikt voor het eigen werk. Het invoeren van een mondkapjesplicht betreft daarom maatwerk.
Instemmingsrecht or / pvt
Aangezien het verplicht stellen van mondkapjes op de werkvloer betrekking heeft op de arbeidsomstandigheden, geldt er een instemmingsrecht voor de ondernemingsraad (or) of de personeelsvertegenwoordiging (pvt). Zonder instemming van de or of pvt zal het
lastig zijn een mondkapjesverplichting in te voeren.
NOW 3.0
Januari 2021
De NOW-regeling is bedoeld voor werkgevers die als gevolg van het coronavirus kampen met een substantieel omzetverlies (ten minste 20% en per april 2021 ten minste 30%). Werkgevers kunnen bij het UWV een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming in de loonkosten, en hiervoor een voorschot ontvangen. Daarmee kunnen zij werknemers met een vast en met een flexibel contract doorbetalen.
U kunt voor de aanvraag voor het tweede tijdvak terecht van 15 februari tot en met 14 maart 2021.
Uitstel van betaling 36 maanden in verband met Corona
Januari 2021
In de situatie waarin een ondernemer verlengd uitstel (tot en met 31 december 2020) heeft gekregen, worden de volgende aanslagen/belastingschulden
meegenomen in de betalingsregeling van 36 maanden:
-
Lees meer
- Pre-coronaschulden;
- Belastingschulden waarvoor de (uiterlijke)
betaalverplichting is gelegen in de periode van
12 maart tot en met 31 december 2020.
Voor aanslagen IB of Vpb betekent dit dat deze zullen worden opgenomen in de betalingsregeling van 36 maanden als de uiterlijke betaaltermijn van de aanslag ligt tussen 12 maart en 31 december 2020.
Voor OB en LH betekent het voorgaande dat als de termijn van voldoening of afdracht afloopt in de periode van 12 maart 2020 tot en met 31 december 2020, de naar aanleiding van de ingediende aangifte opgelegde naheffingsaanslag meegaat in de betalingsregeling van 36 maanden. De laatste naheffingsaanslag die mee kan worden genomen in de betalingsregeling is dus de naheffingsaanslag die (in 2021) zal worden opgelegd over het tijdvak november/3e kwartaal/12e 13-wekenperiode 2020.
Voorraadvergoeding en Tozo
Januari 2021
-
Lees meer
Omvang voorraadvergoeding
Winkeliers die door de lockdown verplicht gesloten zijn en hierdoor met een onverkoopbare voorraad zitten opgescheept, krijgen hiervoor compensatie. Voorwaarde is dat er een minimaal omzetverlies van 30% moet zijn. De minimale compensatie bedraagt
2,8% van het omzetverlies. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 20.160,-.
De tegemoetkoming is onbelast voor de
winstbelasting, komt bovenop de TVL en wordt vanaf half januari 2021 uitbetaald.
Uitstel aflossen Tozo-leningen
Ondernemers die in het kader van de Tozo een lening hebben afgesloten voor bedrijfskapitaal, hoeven die pas vanaf 1 juli 2021 af te lossen. Dit is zes maanden later dan oorspronkelijk gepland. In die zes maanden wordt ook geen
rente opgebouwd. Daarnaast wordt de aflossingstermijn met een half jaar
verlengd naar 3,5 jaar.
Overzicht belastingschulden
Januari 2021
Vanwege de coronacrisis hebben ondernemers de mogelijkheid om uitstel van betaling van belastingschulden aan te vragen tot 1 april 2021. Uitstel is al sinds het begin van de coronacrisis in maart van 2020 mogelijk, reden waarom de mogelijkheden worden verruimd om een overzicht van deze schulden op te vragen.
-
Lees meer
Belastingtelefoon en helpdesk
Een overzicht van belastingschulden kon al worden verkregen via de Belastingtelefoon en via de Helpdesk voor intermediairs. Via deze kanalen heeft een ondernemer het overzicht binnen twee dagen in huis via zijn Berichtenbox.
Extra mogelijkheden
De Belastingdienst heeft vanwege de coronacrisis ook een tweetal andere mogelijkheden opengesteld. Dit betreft een speciaal telefoonnummer (0800-0230107) en een speciaal e-mailadres (schuldoverzicht_bijzonder_uitstel@belastingdienst.nl). Het telefoonnummer is 24/7 bereikbaar. Het e-mailadres is bedoeld voor adviseurs
die voor meerdere cliënten tegelijk een overzicht willen opvragen. Deze overzichten ontvangt men binnen tien dagen per gewone post.
Extra Coronasteun voor zwaarst getroffen sectoren
Januari 2021
Vanwege de aanhoudende coronacrisis is er vanuit het kabinet opnieuw extra financiële steun beschikbaar gesteld voor de zwaarst getroffen bedrijven. De
maatregelen borduren voort op de al bestaande steunpakketten, maar bevatten ook nieuwe regelingen.
-
Lees meer
NOW niet verminderd
Bedrijven met een aanzienlijk verlies aan omzet
blijven dezelfde steun voor loonkosten ontvangen als nu het geval is. Dit betekent dat het minimale percentage aan omzetverlies gehandhaafd blijft op 20% en dat van de loonkosten maximaal 80% wordt vergoed. De voorgenomen aanscherping van deze voorwaarden is daarmee van de baan.
Verbetering TVL
De TVL-regeling die voorziet in een tegemoetkoming voor vaste lasten, wordt verbeterd. Daardoor krijgen bedrijven met grote
omzetverliezen, zoals de horeca, meer steun. Dit wordt vormgegeven door het ondersteuningspercentage geleidelijk te laten toenemen: van 50% ondersteuning bij 30% omzetverlies, tot maximaal 70% bij 100% omzetverlies.
Let op!
De verbetering geldt met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2020.
Soepeler voorwaarden evenementenbranche
verlengd
De versoepeling van de voorwaarden inzake de TVL voor de evenementenbranche via de 'seizoensmodule' wordt ook in het eerste
kwartaal van 2021 voortgezet. De seizoensmodule is bedoeld voor bedrijven die
wel in aanmerking zijn gekomen voor de TVL 1.0 en deze toegekend hebben gekregen, maar niet in aanmerking komen voor de TVL in het vierde kwartaal van 2020 vanwege een te lage referentieomzet in het vierde kwartaal van 2019.
Ook verlenging uitstel van belastingbetaling
Ondernemers met betalingsmoeilijkheden vanwege corona, kunnen langer uitstel van betaling van belastingschulden aanvragen. Het uitstel zou op 1 januari 2021 aflopen, maar is verlengd tot 1 april 2021. Opgebouwde
schulden moeten vanaf 1 juli 2021 in 36 maanden worden afgelost.
Overige maatregelen
- Er komt een nieuwe steunmaatregel, de TONK (Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten). De TONK is bedoeld voor gevallen waarin vanwege corona betalingsmoeilijkheden
ontstaan en de bestaande ondersteuningsmaatregelen tekortschieten. De TONK geldt ook voor zelfstandigen en wordt uitgevoerd door de gemeenten.
- De tegemoetkoming voor de horeca inzake voorraad- en aanpassingskosten blijft onbelast voor de winstbelasting.
- Het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters bij een hypotheek-betaalpauze wordt verlengd tot 1 april 2021.
De Hoge Raad legt het begrip "rentedragend" nader uit
December 2019
De Hoge Raad oordeelt dat met “rentedragend geworden” in de zin van art. 3.146 Wet IB 2001 niet wordt gedoeld op de
situatie waarin wegens vertraging in de voldoening van een geldsom rente wordt verschuldigd.
-
Lees meer
De heer X volgt een opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie. In 2008 wordt hij eervol ontslagen. X vecht het ontslag met
succes aan en ontvangt in 2014 met terugwerkende kracht salaris met wettelijke rente. Op het totaal van € 196.377 is
€ 62.067 loonheffing ingehouden. Bij de berekening hiervan is uitgegaan van afzonderlijke maandsalarissen. In geschil is de IB-aanslag over 2014 waarbij € 30.818 moet worden bijbetaald. X stelt dat recht bestaat op wettelijke rente over het achterstallige salaris, zodat het salaris rentedragend is geworden en dus fiscaal ook reeds vanaf 2009 is genoten. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden impliceert het verschuldigd worden van wettelijke rente geen “rentedragend worden” van het salaris. De nabetaling is dus terecht pas belast in 2014.
De Hoge Raad oordeelt dat met ‘rentedragend geworden’ in de zin van art. 3.146 Wet IB 2001 niet wordt gedoeld op de situatie waarin
wegens vertraging in de voldoening van een geldsom rente wordt verschuldigd.
Een vordering wordt pas rentedragend als deze liquide is en blijft uitstaan onder het genot van rente voor de gerechtigde tot die vordering. Het loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend is geworden of vorderbaar en inbaar is geworden. Het beroep van X is dus ongegrond.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Box 3-heffing 2015 in strijd met Europees recht
December 2019
Spaarders kregen in 2015 zo weinig voor hun geld, dat de box 3-heffing in dat jaar in strijd is met het Europees recht. Daarmee groeit de druk op de
Staat om een compensatie uit te keren. Dat schrijft De Telegraaf op basis van een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag.
-
Lees meer
Wie in 2015 veilig zijn vermogen weg wilde zetten, kon daar maar 1,03 procent rendement over krijgen. Dat is minder dan de 1,2 procent belasting die over vermogen betaald moest worden, de box 3-heffing. En daarmee is die belasting in strijd met de Europese rechten voor de mens.
Het is volgens de krant de eerste uitspraak over box 3-heffing sinds de Hoge Raad voor de zomer een oordeel velde over die belasting in de jaren 2013 en 2014. De Hoge Raad vond de box 3-heffing ook al te zwaar, maar niet zo zwaar dat die in strijd was met het Europees recht. Daar zou pas sprake van zijn als iemand die zijn geld veilig weg wilde zetten, niet meer 1,2 procent rendement daarover kon halen.
Deze uitspraak betekent niet automatisch dat spaarders moeten worden gecompenseerd voor de belasting die zij te veel betaald hebben. Volgens fiscalist Cor Overduin, die deze zaak namens een gedupeerde spaarder aanspande, sterkt deze uitspraak spaarders wel in hun vraag om compensatie. Het gaat om drie miljoen mensen die belasting betalen in box 3 waarin spaargeld en beleggingen aan bod komen. Een rekensom van Overduin komt uit op een bedrag van ongeveer 2,6 miljard euro dat de staat zou moeten compenseren over 2015 en 2016.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
De Hoge Raad legt het begrip "rentedragend" nader uit
December 2019
De Hoge Raad oordeelt dat met “rentedragend geworden” in de zin van art. 3.146 Wet IB 2001 niet wordt gedoeld op de
situatie waarin wegens vertraging in de voldoening van een geldsom rente wordt verschuldigd.
-
Lees meer
De heer X volgt een opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie. In 2008 wordt hij eervol ontslagen. X vecht het ontslag met
succes aan en ontvangt in 2014 met terugwerkende kracht salaris met wettelijke rente. Op het totaal van € 196.377 is
€ 62.067 loonheffing ingehouden. Bij de berekening hiervan is uitgegaan van afzonderlijke maandsalarissen. In geschil is de IB-aanslag over 2014 waarbij € 30.818 moet worden bijbetaald. X stelt dat recht bestaat op wettelijke rente over het achterstallige salaris, zodat het salaris rentedragend is geworden en dus fiscaal ook reeds vanaf 2009 is genoten. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden impliceert het verschuldigd worden van wettelijke rente geen “rentedragend worden” van het salaris. De nabetaling is dus terecht pas belast in 2014.
De Hoge Raad oordeelt dat met ‘rentedragend geworden’ in de zin van art. 3.146 Wet IB 2001 niet wordt gedoeld op de situatie waarin
wegens vertraging in de voldoening van een geldsom rente wordt verschuldigd.
Een vordering wordt pas rentedragend als deze liquide is en blijft uitstaan onder het genot van rente voor de gerechtigde tot die vordering. Het loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend is geworden of vorderbaar en inbaar is geworden. Het beroep van X is dus ongegrond.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)
November 2019
De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is een feit: de Eerste Kamer heeft de WAB aangenomen. Met de wet worden enkele nadelige effecten en niet behaalde doelen van de WWZ gerepareerd. Zo worden onderdelen uit de regeling voor de transitievergoeding, de ketenregeling en de WW-premie opnieuw aangepast. De nieuwe wet zal (met uitzondering van het pensioen van payrollmedewerkers) op 1 januari 2020 in werking treden. We zetten de belangrijkste maatregelen voor op een rij.
-
Lees meer
verruiming ketenregeling
De ketenregeling uit de huidige Wet Werk en Zekerheid (WWZ) regelt dat werkgevers niet onbeperkt tijdelijke arbeidsovereenkomsten met hun werknemers mogen afsluiten. Zo mag een werkgever maximaal 3 tijdelijke (opeenvolgende) contracten sluiten in een periode van maximaal 2 jaar. Daarna ontstaat automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een keten van contracten wordt pas doorbroken als er een periode van meer dan 6 maanden tussen zit. Deze periode van 6 maanden kan bij cao worden verkort naar 3 maanden. Voorwaarde hierbij is dat het gaat om in de cao aangewezen functies die vanwege klimatologische of natuurlijke omstandigheden gedurende een periode van maximaal negen maanden kunnen worden uitgeoefend (meestal aangeduid als seizoenswerk).
Met de invoering van de WAB:
• wordt de periode waarna elkaar opvolgende tijdelijke contracten overgaan in een contract voor onbepaalde tijd (weer) verruimd van 2 naar 3 jaar;
• blijft de onderbreking van 6 maanden in de ketenbepaling onveranderd;
• kan de onderbrekingstermijn bij cao worden teruggebracht naar drie maanden als de aard van het werk daar om vraagt. Het hoeft niet meer specifiek om seizoenswerk te gaan, maar kan ook ander terugkerend tijdelijk werk zijn dat maximaal 9 maanden per jaar kan worden verricht;
• kan in uitzonderingsgevallen de keten van 3 tijdelijke contracten in 3 jaar worden verlengd naar 6 contracten in 4 jaar, bijvoorbeeld in geval van uitzenden.
transitievergoeding vanaf de eerste werkdagAls werkgever ben je verplicht een transitievergoeding te betalen aan een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever eindigt na een dienstverband van ten minste 24 maanden. Elk volledig gewerkt half jaar telt mee voor het totale arbeidsverleden waarover de transitievergoeding wordt berekend.
Met de invoering van de WAB:
• komt de ‘referteperiode’ van 2 jaar te vervallen. Werknemers krijgen vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op transitievergoeding als deze op initiatief van de werkgever eindigt, waarbij de transitievergoeding wordt berekend over de feitelijke arbeidsduur zonder deze af te ronden op hele halve jaren;
• gaat de opbouw voor het recht op een transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen voor elk jaar dienstverband. De hogere opbouw bij dienstverbanden met een duur van 10 jaar of meer wordt afgeschaft. De overgangsregeling voor 50+ loopt per 1 januari 2020 af en wordt niet verlengd;
• kan de rechter een extra vergoeding toekennen van maximaal 50% van de transitievergoeding, bovenop de reeds bestaande transitievergoeding indien er in een ontslagprocedure sprake is van ontslag op basis van de nieuw ingevoerde cumulatiegrond (zie hieronder);
• wordt de mogelijkheid om kosten in mindering te brengen op de transitievergoeding verruimd. Naast de kosten ter bevordering van kennis en vaardigheden voor een functie buiten de eigen organisatie, kunnen ook de (scholings)kosten voor een andere functie binnen de eigen organisatie kunnen dan ook in mindering worden gebracht op de transitievergoeding. De werknemer moet nog steeds van tevoren instemmen met deze verrekening;
• komt er voor kleine werkgevers een compensatieregeling voor betaalde transitievergoedingen in geval van bedrijfsbeëindiging door hun overlijden, pensionering of ziekte. Dit om te voorkomen dat dit bijvoorbeeld ten koste gaat van hun eigen pensioen;
• kan bij cao worden geregeld dat de transitievergoeding niet van toepassing is in geval van ontslag om bedrijfseconomische redenen, mits een voorziening of vergoeding in die cao is opgenomen die de gevolgen van de werkloosheid beoogt te beperken. Anders dan nu hoeft die voorziening/vergoeding niet gelijkwaardig te zijn aan de wettelijke transitievergoeding.
Overigens kan de werkgever bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid onder voorwaarden compensatie met terugwerkende kracht aanvragen voor de transitievergoeding.
introductie cumulatiegrond bij ontslagWerkgevers die een werknemer willen ontslaan, moeten nu nog volledig voldoen aan één van de ontslaggronden. Ze lopen dan tegen situaties aan waarin op basis van elk van de afzonderlijke bestaande ontslaggronden onvoldoende wettelijke basis is voor ontslag, maar waar wel bij meerdere gronden gedeeltelijk sprake is van problemen (bijvoorbeeld verwijtbaar handelen gecombineerd met disfunctioneren en een verstoorde arbeidsrelatie).
Met de invoering van de WAB:
• wordt ontslag ook mogelijk als sprake is van een optelsom van omstandigheden: de cumulatiegrond. Als sprake is van twee of meer ‘onvoldragen’ ontslaggronden, kan de werkgever de rechter vragen of hij zijn werknemer op grond van de cumulatiegrond mag ontslaan. Wordt deze cumulatiegrond gebruikt, dan kan de rechter de werknemer wel een extra vergoeding toekennen van maximaal de helft van de transitievergoeding (boven op de reeds bestaande transitievergoeding).
dezelfde arbeidsvoorwaarden voorpayrollmedewerkersPayrollmedewerkers hebben op grond van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) al dezelfde ontslagbescherming als medewerkers die wel rechtstreeks bij de werkgever (de opdrachtgever) in dienst zijn.
Met invoering van de WAB:
• krijgen payrollers dezelfde rechtspositie en primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden als medewerkers die in dienst zijn bij de opdrachtgever. Het pensioen valt hier buiten. Voor pensioen krijgen payrollwerkgevers de keuze: aansluiting bij de pensioenregeling van de opdrachtgever (indien mogelijk) óf inrichting van een eigen pensioenregeling die wel aan diverse (moeilijk uitvoerbare) voorwaarden moet voldoen. Om betrokken partijen de gelegenheid te geven om die payroll-pensioenregeling met elkaar af te spreken, wordt deze pas per 1 januari 2021 ingevoerd.
meer bescherming voor oproepkrachten
• Werknemers met een oproepcontract (nulurencontract, min-maxcontract en/of een contract waarin de loondoorbetalingsverplichting bij gebrek aan werk is uitgesloten) moeten nu vaak nog continu beschikbaar zijn. De WAB wil hen meer zekerheid bieden ten aanzien van de te werken dagen en uren.
Met de invoering van de WAB:
• geldt voor alle oproepcontracten (dus ook voor min-maxcontracten) een minimumduur per oproep van 3 uur;
• moet de werkgever de werknemer in beginsel ten minste 4 dagen van tevoren oproepen. Doet hij dat pas later dan is de werknemer niet verplicht om te komen;
• moet de werkgever - als hij een oproep korter dan 4 dagen van tevoren wijzigt of intrekt - de oproepkracht toch het loon uitbetalen dat hij zou hebben verdiend als hij wel had kunnen werken;
• wordt de werkgever verplicht om (steeds) na 12 maanden, als de omvang van de arbeid dan nog niet of niet eenduidig is vastgelegd of de loondoorbetalingsverplichting is uitgesloten, de werknemer een aanbod te doen voor een arbeidsomvang die ten minste gelijk is aan het gemiddeld aantal verloonde uren in de voorafgaande 12 maanden. De loondoorbetalingsverplichting bij het niet hebben van (genoeg) werk kan dan ook niet meer worden uitgesloten. Voor de berekening van de 12 maanden worden arbeidsovereenkomsten die elkaar met tussenpozen van maximaal 6 maanden hebben opgevolgd samengeteld. De tussenpozen tellen niet mee;
• is de door de werknemer in acht te nemen opzegtermijn in beginsel 4 dagen. Hierdoor kan de werknemer sneller elders een arbeidsovereenkomst aangaan (die hem meer inkomenszekerheid biedt);
• kan voor seizoensarbeiders bij cao afgeweken worden van de regels. Het gaat hier om de verplichting om een oproepkracht minimaal vier dagen van tevoren op te roepen, de verplichting om loon te betalen over de uren waarvoor de werknemer was opgeroepen als hij de arbeidstijden van de oproep wijzigt of de oproep afzegt en de verplichting om oproepkrachten na twaalf maanden een contract te bieden met een vaste arbeidsomvang. In de cao moet dan omschreven zijn dat bovenstaande regels niet van toepassing zijn op seizoenswerkers, en voor welke functies dit geldt.
lagere WW-premie bij vast contractDe hoogte van de WW-premie is nu afhankelijk van de sector waarin een bedrijf actief is.
Met de invoering van de WAB:
• vervalt de sectorindeling van bedrijven voor de WW; voor de ZW/WGA blijft deze voorlopig nog bestaan;
• wordt de hoogte van de WW-premie bepaald door het soort contract dat de werkgever sluit met de werknemer: werkgevers die werknemers voor onbepaalde tijd en voor een vast aantal uren (geen oproepcontract) in dienst nemen, gaan voor hen een lagere WW-premie betalen dan voor werknemers met een tijdelijk contract.
Hierop zijn twee uitzonderingen. Onder het lage WW-tarief vallen ook:
• jongeren tot 21 jaar die (gemiddeld per loonaangiftetijdvak) niet meer dan twaalf uur per week werken;
• werknemers die een beroepspraktijkopleiding volgen (BBL).
Hiermee wordt het vaste contract aantrekkelijker. Daarnaast verwacht de minister dat de voorgestelde systematiek een stuk eenvoudiger is dan de huidige systematiek van de sectorindeling.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Na overlijden betaalde zorgkosten niet aftrekbaar bij erflaatster
November 2019
De Hoge Raad oordeelt dat zorgkosten die zijn betaald na overlijden van belastingplichtige slechts in aanmerking komen bij de erfgenaam met inachtneming van voor die erfgenaam geldende drempel.
-
Lees meer
Een erfgenaam verzorgt namens alle rfgenamen de aangifte inkomstenbelasting 2015 van erflaatster X. Tot het moment van overlijden van X zijn specifieke zorgkosten opgekomen die in beginsel in aftrek komen als persoonsgebonden aftrek. De zorgkosten zijn echter betaald na het overlijden van X. De vraag die voorligt is of het moment van aftrek zoals geregeld in art. 6.40 Wet IB 2001 de aftrek bij X toestaat. In eerste en tweede instantie wordt dat door rechtbank en gerechtshof bevestigend beantwoord. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat het tijdstip waarop aftrekbare kosten in aanmerking komen, het tijdstip van betaling is. Kosten die na het
overlijden door de erfgenamen zijn betaald kunnen daarom alleen bij de erfgenamen in aanmerking worden genomen. Door het overlijden veranderen de kosten niet van aard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Nieuwe KOR: vóór of na 20 november actie ondernemen?
Oktober 2019
Kleineondernemersregeling (KOR) wijzigt per 1 januari 2020 van een belastingverminderingsregeling naar een omzet gerelateerde btw-vrijstelling. Wel
of niet kiezen voor deelname aan de nieuwe KOR hangt af van de persoonlijke situatie van de ondernemer.
-
Lees meer
Ondernemers met een omzet tot en met € 20.000,-- kunnen gebruikmaken van deze nieuwe KOR. Hiermee worden zij vrijgesteld van de btw en hoeven ze geen btw-aangifte meer te doen. Daarnaast kunnen zij de btw die andere ondernemers bij hen in rekening brengen niet meer verrekenen. De KOR levert ondernemers minder administratie op. Deelname aan de KOR geldt voor een periode van minimaal drie jaar of zolang de omzet per kalenderjaar niet boven de € 20.000,-- uitkomt.
Ondernemers die in aanmerking willen komen voor de vernieuwde kleineondernemersregeling (KOR) kunnen zich tot uiterlijk 20 november 2019 aanmelden bij de Belastingdienst. Zo kan de Belastingdienst een tijdige verwerking vóór de ingangsdatum garanderen. Deelname aan de nieuwe KOR na 1 januari 2020 is ook mogelijk maar dan met een andere ingangsdatum. Aan deelname zitten echter vele fiscale haken en ogen.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Beleggers dupe van lagere spaarbelasting
Oktober 2019
Vorige week maakte het kabinet bekend dat het vanaf 2022 de belasting op spaargeld fors wil verlagen. Deze operatie zal budgettair neutraal worden doorgevoerd: de staat mag er bij invoering geen euro op achteruitgaan. Dit betekent dat andere groepen belastingplichtigen de financiering van deze belastingverlaging moeten ophoesten. In diverse media is de belegger aangewezen als het kind van de rekening.
-
Lees meer
Fiscalist Cor Overduin van Grant Thornton stelt in de Telegraaf dat beleggers straks veel meer vermogensbelasting gaan betalen, zeker als ze dat met geleend geld doen. En onder het bordje ’beleggen’ valt dan ook een tweede woning in Nederland. Bijvoorbeeld een vakantiehuisje aan zee of een pand waarin de studerende kinderen kunnen wonen.
Beleggers worden dus het zwaarst geraakt. Zeker als ze het met geleend geld doen, omdat ze minder van die schuld af mogen trekken van hun vermogen. Iemand die voor acht ton aan aandelen heeft en daar zes ton geleend geld voor gebruikt. De belasting stijgt in dit voorbeeld van € 1.613,-- naar € 7.940,--. "Door de lagere schuldenaftrek wordt je belastbare inkomen veel hoger". "En de belastingdienst rekent nu over alle beleggingen met een rendement van 5,33%. In het huidige systeem heb je eerst nog de eerste en de tweede schijf waarin een lager rendement wordt gerekend."
Zelf vermogen opbouwen ontmoedigd
Business Insider neemt het op voor de zelfstandige en de werknemer die zelf vermogen willen opbouwen voor bijvoorbeeld pensioen. "De fiscale straf op beleggen in box 3 wordt zo groot, dat iedereen die zelf pensioen moet opbouwen min of meer gedwongen wordt om van speciale fiscale regelingen gebruik te maken. Fiscaal vriendelijke opbouwregelingen voor pensioen bieden weliswaar het voordeel dat je in de opbouwfase belastingvrij kunt beleggen, maar er kleven ook flinke nadelen aan". Het ondernemersplatform concludeert dat de forse verzwaring van de belastingdruk voor beleggers betekent dat zelf vermogen opbouwen voor de oude dag via box 3 zwaar wordt ontmoedigd door de overheid.
Belastingtruc
De NRC-redactie doet een suggestie dat de belegger jaarlijks zijn vermogen verhuist naar sparen en omgekeerd. "Een belegger die forse rendementen heeft gehaald op aandelen, zou vlak voor het jaar eindigt zijn beleggingen kunnen liquideren en het geld op zijn spaarrekening zetten. Daar geldt dankzij de lage spaarrente die enorme vrijstelling van € 440.000,-- die voor beleggingen niet geldt. Na de jaarwisseling doet de belastingplichtige precies het omgekeerde: hij neemt zijn spaargeld op en stapt weer in op de aandelenbeurs. Fiscus gefopt!"
Financiën zoekt naar manieren om ‘shoppen’ tussen verschillende soorten vermogen te voorkomen.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Belasting op spaargeld fors omlaag
September 2019
Vanaf 2022 gaat de belasting die spaarders betalen in box 3 fors omlaag. Er wordt voortaan onderscheid gemaakt tussen spaargeld, beleggingen en
leningen. Elk krijgt een eigen forfaitair rendement respectievelijk forfaitaire debetrente. Belastingplichtigen die lenen om te beleggen in box 3 worden
zwaarder belast. Dat blijkt uit een brief die staatssecretaris Snel van Financiën aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
-
Lees meer
In het voorstel wordt straks voor het eerst gerekend met de werkelijke verhouding tussen spaargeld, beleggingen en schulden van de belastingplichtige. Dit betekent dat de belasting over spaargeld wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke hoeveelheid spaargeld. Over deze werkelijke hoeveelheid spaargeld wordt dan een vooraf vastgestelde rente berekend, die zoveel mogelijk aansluit bij de werkelijke spaarrente en daardoor ook vele malen lager is dan het rendement op beleggingen. Dit zou op dit moment bijvoorbeeld maar 0,09% zijn.
Kleine beleggers (onder de € 30.000,--) die nu geen belasting betalen hoeven dat straks ook niet. Voor degenen die wel belasting blijven betalen wordt het tarief circa 33%. Er gaat een heffingsvrij inkomen gelden van € 400,--.
In het nieuwe stelsel blijven de voordelen van het huidige systeem behouden, zoals de vooraf ingevulde aangifte. Het nieuwesysteem is wel gevoeliger voor belastingontwijking. Er komen dan ook anti-arbitragemaatregelen. Het gaat dan om fiscaal gedreven transacties tussen spaarvermogen en beleggingsvermogen rondom de peildatum.
Het wetsvoorstel wordt vóór de zomer van 2020 aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarbij wordt ook in kaart gebracht wat de effecten zijn voor specifieke groepen. Het streven is dat het nieuwe systeem vanaf 1 januari 2022 in gaat.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Deadline aanmelding nieuwe KOR nadert
September 2019
Ondernemers en organisaties die in aanmerking willen komen voor de vernieuwde kleine ondernemersregeling (KOR) kunnen zich tot uiterlijk 20 november 2019
aanmelden bij de Belastingdienst.
-
Lees meer
Vanaf 1 januari 2020 gaat de nieuwe regeling in. Ondernemers en organisaties met een omzet tot en met € 20.000 kunnen gebruikmaken van deze nieuwe KOR. Hiermee worden zij vrijgesteld van de btw en hoeven ze geen btw-aangifte meer te doen. Daarnaast kunnen zij de btw die andere ondernemers bij hen in rekening brengen niet meer verrekenen. De KOR levert ondernemers minder administratie op. Deelname aan de KOR geldt voor een periode van minimaal drie jaar of zolang de omzet per kalenderjaar niet boven de € 20.000,-- uitkomt.
De Belastingdienst zet nu vol in op tijdige aanmelding van de nieuwe KOR-deelnemers voor het eerste aangiftetijdvak dat de nieuwe regeling geldt. Zo kan een tijdige verwerking vóór de ingangsdatum worden gegarandeerd. Deelname aan de nieuwe KOR na 1 januari 2020 is ook mogelijk maar de Belastingdienst heeft vier weken nodig om een aanmelding te verwerken. De dienst adviseert daarom om in het nieuwe jaar de aanmelding uiterlijk 4 weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak te doen.
De ondernemers die uit de huidige regeling korting op de btw krijgen en in 2020 aan de nieuwe KOR willen deelnemen, moeten zichzelf actief aanmelden. Ondernemers die op dit moment zijn vrijgesteld van btw-aangifte op basis van de ontheffing van de administratieve verplichtingen nemen automatisch deel aan de nieuwe regeling. Dit geldt ook voor zonnepaneelhouders die geen aangifte meer doen.
Hulpmiddel
Voor ondernemers die willen weten of zij in aanmerking komen voor de nieuwe KOR, ontwikkelde de Belastingdienst een hulpmiddel. Als ondernemers voldoen aan de voorwaarden kunnen zij zelf beslissen of de regeling interessant voor hen is. Er zijn verschillende factoren die invloed kunnen hebben op deze keuze. Krijgt een ondernemer bijvoorbeeld jaarlijks btw terug? Moet er de komende tijd veel worden geïnvesteerd? Heeft de ondernemer voornamelijk particuliere of zakelijke klanten? Al deze factoren kunnen ertoe leiden dat twee ondernemers met een vergelijkbare onderneming en omzet uiteindelijk tóch een andere keuze maken.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Aftrek eigen woning bij echtscheiding toegerekend aan economische eigenaar
Augustus 2019
Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij de toerekening van de belastbare inkomsten uit eigen woning niet moet worden aangesloten bij de juridische
eigendom, maar bij de economische eigendom en dat X die vanaf 1 januari 2014 voor 100% heeft.
-
Lees meer
X en Y zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij hebben een woning waarop een hypotheek rust. In 2013 verlaat Y de woning en vanaf 2014 staat hij in de Basisregistratie Personen elders ingeschreven. In mei 2015 dient X een verzoek tot echtscheiding in, waarna de rechtbank in augustus 2016 de echtscheiding uitspreekt. In de echtscheidingsbeschikking is o.m. vastgelegd dat 1 januari 2014 geldt als peildatum voor de huwelijksgemeenschap en de waardering van de vermogensbestanddelen. Over de echtelijke woning is vastgelegd dat X, zoals zij vanaf 1 januari 2014 heeft gedaan, alle lasten van de woning voor haar rekening neemt. In januari 2017 verkrijgt X de volledige juridische eigendom van de woning.
In de aangifte IB 2016 berekent X de eigen woning voor 100% aan zichzelf toe. De inspecteur daarentegen rekent bij de vaststelling van de belastbare inkomsten de woning voor 50% toe aan X.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij de toerekening van de belastbare inkomsten uit eigen woning niet moet worden aangesloten bij de juridische eigendom, maar bij de economische eigendom en dat X die vanaf 1 januari 2014 voor 100% heeft. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Boete van € 369 voor niet doen van aangifte is redelijk
Augustus 2019
Hof Amsterdam oordeelt dat de boete van € 369,-- in overeenstemming is met de ernst van het begane feit. Dat X eerst bericht heeft gekregen dat zij
geen aangifte hoefde te doen, is niet van belang omdat de inspecteur X later heeft uitgenodigd en aangemaand om aangifte te doen.
-
Lees meer
Omdat X niet tijdig de IB-aangifte 2015 indient, legt de inspecteur een ambtshalve aanslag op. Hierbij legt hij een verzuimboete van
€ 369,--op. X is het hier niet mee eens.
Hof Amsterdam oordeelt dat de boete van € 369,-- in overeenstemming is met de ernst van het begane feit. Het hof wijst daarbij op het belang van het doen van aangifte voor het door de inspecteur kunnen controleren van het nakomen van de fiscale verplichtingen. Dat X eerst bericht heeft gekregen dat zij geen aangifte hoefde te doen, acht het hof niet van belang nu de inspecteur haar later heeft uitgenodigd en aangemaand om aangifte te doen.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Woning bij bedrijfspand behoort tot verplicht privévermogen
Juli 2019
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat beide panden constructief zelfstandig bruikbare gebouwen zijn die aan elkaar zijn geschakeld door middel
van een gemeenschappelijke entree. De woning behoort tot het verplicht privévermogen van X.
-
Lees meer
X koopt in 2009 een bedrijfspand met een woning. Hij wil het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen rekenen. De inspecteur is echter van mening dat de woning tot het verplicht privévermogen van X hoort.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat beide panden constructief zelfstandig bruikbare gebouwen zijn die aan elkaar zijn geschakeld door middel van een gemeenschappelijke entree. Ook beschikken beide panden over een eigen opgang en voorzieningen. Verder stelt de rechtbank vast dat de technische voorzieningen eenvoudig zijn te splitsen, en dat de daaraan verbonden kosten gering zullen zijn. Hetzelfde geldt voor het gegeven dat beide panden van binnenuit met elkaar verbonden zijn door middel van een tussendeur en vluchtroute. Deze doorgangen kunnen tegen relatief en absoluut lage kosten en bouwtechnisch verantwoord vrij eenvoudig worden gewijzigd, afgesloten dan wel verwijderd. De rechtbank is het dan ook eens met de inspecteur dat de woning tot het verplicht privévermogen behoort.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Op derdenrekening notaris gestort bedrag van 1,5 mln heeft vermogen niet verlaten
Juli 2019
De Hoge Raad oordeelt dat het bedrag van € 1,5 mln het vermogen van X op 1 januari 2013 niet heeft verlaten. Dit bedrag behoort dan ook tot het box
3-vermogen van X.
-
Lees meer
X richt op 31 december 2012 A BV op. Op diezelfde datum stort X € 1,5 mln aan agio op de derdenrekening van de notaris die A BV heeft opgericht. Enkele weken later wordt het geld op een rekening van A BV gestort. A BV gebruikt dit geld voor de aanschaf van grond en andere activa. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2013 van X. De inspecteur rekent het bedrag van € 1,5 mln tot het box 3-vermogen van X.
De Hoge Raad oordeelt dat X vóór 1 januari 2013 geen afdwingbare verplichting heeft aanvaard om het op de derdenrekening van de notaris gestorte bedrag aan A BV te voldoen. X was dan ook de enige rechthebbende tot dat bedrag, zodat het zijn vermogen op dat moment niet had verlaten. Daarbij is niet van belang dat het bedrag enkele weken later naar een rekening van A BV is overgemaakt. Ook acht de Hoge Raad niet van belang dat de notaris, op grond van art. 25 Wet op het Notarisambt, bij uitsluiting bevoegd is tot het beheer en de beschikking over derdenrekening. De inspecteur heeft het bedrag terecht tot het box 3-vermogen van X gerekend.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Hoge Raad legt liquiditeitsverliesregeling in voordeel belastingplichtige uit
Juni 2019
De Hoge Raad oordeelt dat X NV in 2010 een liquidatieverlies ten laste van haar resultaat kan brengen. Toetsing of aan de niet-voortzettingseis is
voldaan, moet namelijk plaatsvinden op het moment dat de vereffening van het ontbonden, overdragende lichaam is voltooid.
-
Lees meer
Belanghebbende, X NV, houdt de aandelen in het Indonesische B. In 2002 draagt B een deel van haar activiteiten over aan een met X NV verbonden lichaam (K). Eind 2003 worden de aandelen in K verkocht aan een lichaam dat niet is verbonden met X NV. Medio 2004 wordt het liquidatietraject van B gestart, waarna B uiteindelijk in 2010 wordt geliquideerd. X NV claimt in haar Vpb-aangifte 2010 een liquidatieverlies van € 10,8 mln. X NV stelt hierbij dat er geen sprake is van voortzetting van de vroegere onderneming van B door een met haar verbonden lichaam in de zin van art. 13d lid 9 onderdeel b sub 2 Wet VPB 1969. Volgens X NV is namelijk van belang dat de aandelen D ten tijde van de ontbinding en vereffening van B werden gehouden door H, een niet-gelieerde vennootschap. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X NV in 2010 een liquidatieverlies ten laste van haar resultaat kan brengen. Uit de wetsgeschiedenis moet volgens de rechtbank namelijk worden afgeleid dat de verbondenheid op het moment van de voortzetting direct na overdracht van de ondernemingsactiviteiten moet worden beoordeeld (in 2002). Hieraan doet niet af dat tijdens de parlementaire behandeling niet expliciet is vermeld op welk moment de verbondenheid zou moeten worden getoetst. Het gelijk is aan de inspecteur. X NV stelt sprongcassatie in.
De Hoge Raad oordeelt, in navolging van Advocaat-Generaal Wattel, dat X NV in 2010 een liquidatieverlies ten laste van haar resultaat kan brengen. De Hoge Raad overweegt hierbij dat, nu niet duidelijk uit de wettekst volgt naar welk tijdstip aan de niet-voortzettingseis wordt voldaan, de uitleg van art. 13d lid 9 onderdeel b Wet VPB 1969 zo goed mogelijk moet worden toegesneden op het oneigenlijke gebruik dat de wetgever heeft willen bestrijden en op de wijze die hem daarbij voor ogen heeft gestaan. De Hoge Raad stelt vervolgens vast dat de toetsing of aan de niet-voortzettingseis is voldaan moet plaatsvinden op het moment waarop het liquidatieverlies op zijn vroegst in aanmerking wordt genomen. Volgens de Hoge Raad moet deze toetsing dan plaatsvinden op het moment dat de vereffening van het ontbonden, overdragende lichaam is voltooid. Het gelijk is aan X NV.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Box 3-heffing vormt op stelselniveau schending eigendomsrecht: Hoge Raad grijpt echter niet in
Juni 2019
De Hoge Raad oordeelt dat voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau het (nominale) rendement van 4% niet meer haalbaar was voor belastingplichtigen
zonder daar (veel) risico voor te hoeven nemen.
-
Lees meer
X geeft in zijn IB-aangifte een inkomen uit sparen en beleggen van € 2.987,-- (4% van € 74.675,--) aan. Hij heeft over 2014 € 1.911,-- aan rente ontvangen. X is € 896,-- aan box 3-heffing verschuldigd en is van mening dat de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi, op het niveau van de regelgeving, naar haar aard in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het bezwaar van X is aangewezen als massaal bezwaar en door de Bond van Belastingbetalers in overleg met het Ministerie van Financiën geselecteerd om te worden uitgeprocedeerd. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de box 3-heffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Volgens het hof is voor het aannemen van een inbreuk op art. 1 EP EVRM op regelniveau namelijk niet voldoende dat het rendement van een bepaalde bezitting structureel blijft beneden de 4% van het daarin geïnvesteerde vermogen. Verder maakt X ook niet aannemelijk dat een rendement van 4% voor particuliere beleggers voor het totale box 3-vermogen onhaalbaar is. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau het (nominale) rendement van 4% niet meer haalbaar was voor belastingplichtigen zonder daar (veel) risico voor te hoeven nemen. De Hoge Raad wijst er hierbij op dat dit rendement vanaf 2009 niet meer te realiseren is op Nederlandse staatsobligaties en vanaf 2001 op spaarrekeningen. Voor (termijn)deposito’s
geldt dat het sinds 2010 niet meer realiseerbaar is. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat de box 3-heffing dan, mede gelet op het toepasselijke tarief, op stelselniveau een schending van art. 1 EP EVRM vormt als het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2%. Omdat een dergelijke schending op stelselniveau gepaard gaat met
een rechtstekort waarin niet kan worden voorzien zonder op stelselniveau keuzes te maken, die niet voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet zijn af te leiden, past de rechter ten opzichte van de wetgever terughoudendheid bij het voorzien in zo’n rechtstekort op stelselniveau. Nu de procedure is beperkt tot de vraag of de box 3-heffing op stelselniveau een schending van art. 1 EP EVRM vormt, leidt een en ander niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Hoge Raad zet streep door berekening inspecteur van KIA bij samenwerkingsverband
Mei 2019
De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op een KIA van € 15.470,--. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de samentelbepaling voor de investeringen
alleen maar van belang is om de hoogte van de KIA te bepalen. In dit geval bedraagt de KIA € 15.470,--, omdat in totaal voor € 97.032,-- is geïnvesteerd.
-
Lees meer
X participeert met vijf andere maten in een maatschap. Tot het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen van X behoort een personenauto. In 2013 investeert X in een personenauto (€ 56.515,--), en investeert de maatschap voor € 40.517,-- in bedrijfsmiddelen (totaal € 97.032,--). X claimt KIA ter zake van deze investeringen. Hij berekent de KIA op € 15.470,--. De inspecteur stelt de KIA vervolgens vast op € 10.085,--. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X recht heeft op een KIA van € 15.470,--. Het hof stelt daarbij vast dat het totaalbedrag van de investeringen ligt tussen de € 55.248,-- en de € 102.311,--. De berekeningswijze van de inspecteur is niet correct. Het hof verwijst hierbij naar de wet en de wetsgeschiedenis, en de wijziging van art. 3.41 Wet IB 2001 met ingang van 1 januari 2010. X heeft recht op het vaste bedrag aan KIA (€ 15.470,--). Het gelijk is aan X. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op een KIA van € 15.470,--. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de samentelbepaling voor de investeringen alleen maar van belang is om de hoogte van de KIA te bepalen. In dit geval bedraagt de KIA € 15.470,--, omdat in totaal voor € 97.032,-- is geïnvesteerd. Volgens de Hoge Raad brengt de samentelling niet met zich dat een lid van een samenwerkingsverband geen recht heeft op het vaste bedrag aan KIA. De Hoge Raad verwerpt daarbij de stelling dat de leden van het samenwerkingsverband tezamen niet aanspraak kunnen maken op een hogere KIA dan het geval zou zijn wanneer geen buitenvennootschappelijke investeringen zouden zijn gedaan of wanneer alle investeringen door één ondernemer zouden zijn gedaan. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
DGA dubbel gepakt met maatregel tegen excessief lenen bij eigen BV
April 2019
Het conceptwetsvoorstel tegen excessief lenen van de aanmerkelijkbelanghouder bij de eigen vennootschap zal de praktijk niet onberoerd laten. Dat is niet verwonderlijk, nu Financiën veel te ver doorschiet en de dga, door een blunder in de systematiek, dubbele belastingheffing voor zijn kiezen krijgt. Edwin Heithuis en Jeroen van Strien trekken dan ook aan de bel.
-
Lees meer
Internetconsultatie
Vanaf 2022 gaan dga's en andere aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) box 2-belasting betalen als het totaal aan uitstaande leningen bij de eigen vennootschap(pen) meer bedraagt dan € 500.000,--. De maatregel is vormgegeven als een fictief regulier voordeel uit aanmerkelijk belang en is opgenomen in het conceptwetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap waarover een internetconsultatie is gestart.Na een eerste aankondiging in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2019 komt de maatregel, eerder door het kabinet bestempeld als rekening-courantmaatregel, niet uit de lucht vallen. De ingewikkeldheid en het extra aantal wettelijke bepalingen die hiervoor kennelijk nodig zijn, zal wellicht menigeen wel hebben verrast.
Staatssecretaris schiet door
Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan BDO, is niet per definitie tegen de maatregel. "Ik kan me heel goed voorstellen dat het kabinet iets wil doen aan het eindeloze uitstel van de ab-heffing door dga's, maar dan moet deze ontmoedigingsmaatregel wel proportioneel zijn. Na bestudering van het conceptwetsvoorstel kan ik dat helaas niet zeggen, sterker nog, Financiën schiet wat mij betreft te ver door!"
Van Strien, hoofd bureau vaktechniek van PKF Wallast en universitair docent fiscaal recht aan de VU, is het daarmee eens. Volgens hem gaat het nog veel verder.
“Zelfs bij een kapitaalstorting die vervolgens wordt terug geleend, zal boven de € 500.000,-- box 2-belasting verschuldigd zijn, terwijl er helemaal geen sprake is van het uitstellen van belastingheffing.”
Systematische onjuistheid
De systematische onjuistheid betreft de zogenoemde vervreemdingskorting. Deze gaat Heithuis niet ver genoeg. "De korting moet dubbele heffing met de vervreemdingsvoordelen bij vervreemding van de aanmerkelijkbelang-aandelen (ab-aandelen) voorkomen. Dit gebeurt door het vervreemdingsvoordeel te verminderen met het bedrag dat eerder als fictief regulier voordeel in box 2 is belast. Dit heet de vervreemdingskorting. Tot mijn verbazing wordt echter alleen het fictief regulier voordeel uit 2022, het eerste jaar van deze maatregel, geanticumuleerd. Fictieve reguliere voordelen uit latere jaren verminderen het toekomstige voordeel bij vervreemding van de ab-aandelen dus niet. Daarmee zadelt de staatssecretaris dga’s op met een dubbele belastingheffing.
Een fictief regulier voordeel verlaagt, anders dan een echte dividenduitkering, de waarde van de aandelen immers niet. Ik heb hiervoor geen enkel begrip! Een fictief regulier voordeel belasten gaat al ver genoeg, maar om er dan maar gelijk een dubbele belastingheffing van te maken, is ongehoord. De anticumulatie maatregel met de vervreemdingsvoordelen behoort altijd te gelden en niet alleen voor in 2022 in aanmerking genomen fictieve reguliere voordelen.”
Van Strien kan zich hierin helemaal vinden. Dubbele belastingheffing doet zich volgens hem overigens ook voor in de situatie dat de dga leent van zijn BV, het geld terugbetaalt en vervolgens als dividenduitkering weer ontvangt. “Heffing van ab zou achterwege moeten blijven voor zover al sprake is geweest van belast fictief regulier voordeel.”
Ook de anticumulatie techniek is een wat merkwaardige. Dat gebeurt door middel van een vervreemdingskorting, maar kan veel simpeler, legt Heithuis uit. “Verhoog eenvoudig de verkrijgingsprijs van de aandelen met het in aanmerking genomen fictieve regulier voordeel, op dezelfde wijze als al vele jaren geschiedt met het forfaitaire rendement voor beleggers in een VBI of in een laag belast buitenlands beleggingslichaam. Met deze systematiek krijgt de dga (ook) geen dubbele belastingheffing voor zijn kiezen. Dat is een stuk eenvoudiger dan die nieuw te introduceren vervreemdingskorting.”
Wetgeving dwingt tot bankfinanciering
Voor de rekening-courantmaatregel (r/c-maatregel) tellen, met uitzondering van de eigenwoninglening, alle leningen mee van de ab-houder aan zijn vennootschap(pen). Er is geen onderscheid tussen zakelijk of onzakelijk, direct of indirect, gedekt of ongedekt en met of zonder zekerheid. “Bovendien zijn schuldverhoudingen onder de € 500.000,-- niet per definitie veilig”, benadrukt Van Strien. “Financiën geeft aan dat bestaande jurisprudentie over verkapte winstuitdelingen bij leningen onverminderd van kracht blijft.”
Heithuis spreekt van een flink pijnpunt voor leningen waar box 3-bezittingen, zoals effecten en vastgoed, tegenover staan. “Hiermee dwingt het kabinet dga’s om de schulden bij de BV te herfinancieren bij externe financiers, zoals banken, die daarmee de lachende derde zijn. Dat het kabinet zo de winsten van banken spekt, gaat mij te ver. Daar is fiscale wetgeving niet voor bedoeld.”
Van Strien ziet een mogelijke oplossing om de bank buiten de deur te houden. “Breng het vastgoed in de eigen BV. Een van de nadelen is dan wél de verschuldigde overdrachtsbelasting. De staatssecretaris zou hier de dga tegemoet kunnen komen, met een tijdelijke vrijstelling.”
Pijnpunt eigenwoningschuld
Ook bij de uitzondering voor eigenwoningschulden zit een pijnpunt. Om niet onder de r/c-maatregel te vallen, geldt voor nieuwe eigenwoningschulden vanaf 1 januari 2022 de extra voorwaarde dat de ab-houder een recht van hypotheek verstrekt aan zijn vennootschap. Financiën jaagt hiermee dga’s nodeloos op kosten, volgens Heithuis. “Een hypotheekrecht kan alleen worden gevestigd met een notariële akte die vervolgens in de registers moet worden bijgeschreven. Een verplichte gang naar de notaris met dito kosten is dus het gevolg. En dan heb ik het nog niet over de problemen die dit mogelijk oplevert met de bank die vaak al een eerste hypotheekrecht heeft op de eigen woning en die mogelijk toestemming moet verlenen voor de vestiging van een tweede hypotheekrecht.”
“En het is ook een merkwaardige eis, want een hypotheekrecht is geen voorwaarde voor de kwalificatie van een lening als eigenwoningschuld in box 1,” vervolgt Heithuis. “Waarom moet dit dan wel voor deze regeling? Als Financiën dit zo graag wil, stel deze voorwaarde dan gewoon bij de eigenwoningschulden in box 1 en niet separaat in een bijregel bij de fictieve heffing over schulden bij de eigen BV. Nu werkt deze voorwaarde nodeloos kostenverhogend voor de dga en heeft die veel weg van dga’tje pesten.”
Van Strien benadrukt dat per situatie zal moeten worden bekeken of een eigenwoninglening bij de BV nog wel een aantrekkelijke optie is. “Het tarief waartegen men in de toekomst de eigenwoningrente kan aftrekken, daalt immers de komende jaren stapsgewijs tot uiteindelijk 37,05% in 2023.”
Gewaarschuwd mens
Verder waarschuwt Van Strien dga's en andere ab-houders met een vaststellingsovereenkomst over de afbouw van hun bestaande rekening-courantschuld. "Wees alert. Deze komende r/c-maatregel gaat vóór op de vaststellingsovereenkomst. Gebruikelijk bij het afsluiten van een dergelijke overeenkomst is dat deze komt te vervallen als sprake is van een relevante wetswijziging. Ik heb hier dan ook alle begrip voor, maar voor de praktijk zal dit wel even slikken zijn."
Doorwerking naar verdrag?
Zowel Heithuis als Van Strien zijn benieuwd hoe het fictief reguliere voordeel uitpakt in belastingverdragen. “Kan een dergelijk voordeel dan wel worden belast bijvoorbeeld onder het dividendartikel?” Van Strien vraagt zich bovendien af of de wetgever niet in strijd handelt met de goede verdragstrouw.”
Verbondenheidsvoordeeltje
De r/c-maatregel ziet op de ab-houder, zijn partner en hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn (verbonden personen), zoals de kinderen. Dat de partner zou worden meegeteld, was al bekend uit de oktoberbrief van de staatssecretaris maar dat ook de kinderen worden meegeteld, is nieuw. De dga en zijn partner kunnen dus maar eenmaal gebruikmaken van de ‘vrije’ drempel van € 500.000,--.
Ten aanzien van de bloed- en aanverwanten in de rechte lijn wordt echter alleen het bovenmatige deel van de schuld toegerekend aan de ab-houder, dus pas het bedrag boven de drempel van € 500.000,--. Heithuis: “Dit betekent dat een dga met bijvoorbeeld vier kinderen in totaal 5 x € 500.000,-- = € 2,5 miljoen kan lenen van zijn BV, zonder met deze nieuwe fictieve reguliere voordeelheffing te
worden geconfronteerd. Een opvallend verschil tussen de partner enerzijds en de bloed- en aanverwanten in de rechte lijn anderzijds.”
De partnerregeling zoals nu voorgesteld, werkt ook nog bijzonder vervelend uit bij het aangaan van een huwelijk. Daar wijst Van Strien op. "Op het moment dat de dga en zijn toekomstige partner beiden ab-houder zijn, en ieder een schuld hebben van € 500.000,-- bij hun eigen BV, krijgen zij bij huwen nog een aanslag met een fictief regulier voordeel van € 500.000,-- als huwelijkscadeau."
Het verbaast Heithuis dat de categorie ‘verbonden personen’ zo ruim is zonder nadere differentiëring. Zo is er geen onderscheid gemaakt tussen meerderjarige en minderjarige kinderen. “Ik had verwacht dat eenzelfde onderscheid zou worden gehanteerd als bij de terbeschikkingstellingsregeling waar een minderjarig kind per definitie kwalificeert als een verbonden persoon en een meerderjarig kind alleen in geval van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke situatie. Kennelijk kiest men hier nu niet voor.”
Fair play
Voor immigranten is er een step-upbepaling. Die houdt in dat het maximum van € 500.000,-- wordt verhoogd met het vóór immigratie geleende bedrag bij de (buitenlandse) BV. Dat is logisch, want de immigrant viel vóór zijn immigratie niet onder deze regeling. In tegenstelling tot de immigrant komt de binnenlandse ab-houder er echter bekaaid vanaf. Voor hem wordt het maximumbedrag van € 500.000,-- op 1 januari 2022, wanneer deze maatregel in werking treedt, namelijk niet verhoogd met zijn bestaande schulden aan de BV. Terwijl deze dga tot 2022 net als de immigrant niet valt onder deze regeling, want toen was die er nog niet.
Deze vorm van materieel terugwerkende kracht vindt Heithuis ‘unfair’. “De dga immers die nu geheel conform de huidige wet- en regelgeving meer dan € 500.000,-- heeft geleend bij zijn BV, krijgt eind 2022 een heffing aan zijn broek. Het niet toepassen van eerbiedigende werking is, zacht gezegd, niet netjes. Ik zou zeggen dat er een algemene eerbiedigende werking zou moeten gelden voor bestaande schulden aan de BV. En dan idealiter voor schulden aan de BV die op 1 januari 2022, de datum van inwerkingtreding, bestaan. Maar ik kan me voorstellen dat dit tot ongewenste aankondigingseffecten leidt, dus ik kan leven met een eerbiedigende werking voor op 18 september 2018, de datum van de aankondiging van deze maatregel, bestaande schulden. Vóór 18 september 2018 wisten de dga’s immers nog van niets. Mijn voorstel is daarom om de op 18 september 2018 bestaande schuld bij de drempel van € 500.000,-- te tellen en als drempelbedrag te hanteren op 1 januari 2022. En van mij mag die € 500.000,-- dan ook naar € 100.000,--, want € 500.000,-- vrije ruimte vind ik eigenlijk best ruimhartig. Dat zou wat mij betreft een acceptabele uitruil zijn voor de
eerbiedigende werking van bestaande situaties. Maar ik vrees dat deze uitruil budgettair niet zal uitkomen voor Financiën, want er is natuurlijk al een fors bedrag ingeboekt voor deze maatregel.”
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Stamrechtvrijstelling niet van toepassing op ná 31december 2013 ontvangen schadevergoeding
Maart 2019
De Hoge Raad oordeelt dat de stamrechtvrijstelling niet van toepassing is op de schadevergoeding die X van A BV heeft ontvangen. X heeft de
schadevergoeding namelijk niet vóór 1 januari 2014 ontvangen.
-
Lees meer
Belanghebbende, X, wordt begin 2013 ontslagen door zijn werkgeefster, A BV. In verband met het ontslag ontvangt X een afkoopsom van € 155.000. A BV maakt dit bedrag over aan H BV, de stamrecht-BV van X. De stamrechtvrijstelling is van toepassing op dit
bedrag. In 2014 start X een civiele procedure tegen A BV, wegens kennelijk onredelijk ontslag. De civiele kamer van Hof 's- Hertogenbosch kent in september 2015 een schadevergoeding toe aan X. A BV maakt ook dit bedrag over naar H BV, ditmaal wordt echter loonheffing ingehouden op de vergoeding. X is van mening dat de stamrechtvrijstelling van toepassing is op de schadevergoeding. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de stamrechtvrijstelling niet van toepassing is op de schadevergoeding die X van A BV heeft ontvangen. Volgens het hof heeft X de schadevergoeding namelijk niet vóór 1 januari 2014 ontvangen. Ook wijst het hof het beroep van X op de overgangsregeling af. Advocaat-generaal Niessen concludeert dat X geen recht heeft op toepassing van de stamrechtvrijstelling voor de in 2015 ontvangen schadevergoeding. Volgens de Advocaat-generaal stond namelijk pas in 2014, met de uitspraak van de rechtbank, vast dat X een belastbare bate heeft genoten. Hij kan de in 2013 afgeschafte stamrechtvrijstelling dan ook niet toepassen op een pas in 2014 toegekende schadevergoeding.
De Hoge Raad volgt het advies van Advocaat-generaal Niessen. Volgens de Hoge Raad is namelijk pas in 2014 komen vast te staan dat er sprake is van een belastbare bate, omdat X toen pas de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag heeft genoten. De Hoge Raad merkt daarbij op dat de schadevergoeding wegens kennelijke onredelijke ontslag in het fiscale recht pas een belastbare bate vormt op het moment dat het bedrag komt vast te staan. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Geen kennelijk onbehoorlijk bestuur inzake niet betalen naheffingsaanslag
Februari 2019
De Hoge Raad oordeelt dat de melding van betalingsonmacht rechtsgeldig is omdat het niet aan opzet of grove schuld van de BV is te wijten dat de
verschuldigde loonbelasting meer beloopt dan conform de aangiften is betaald. De omstandigheid dat de verschuldigde belasting meer is dan conform de
aangiften is afgedragen, kan niet als verwijt jegens de aansprakelijk gestelde bestuurder worden gebruikt.
-
Lees meer
Mevrouw X is directeur-grootaandeelhouder van een BV, die een uitzendbureau exploiteert. In 2006 blijkt bij een boekenonderzoek dat door de boekhouder op grote schaal is gesjoemeld met (reis)kostenvergoedingen van Poolse bouwvakkers en slagers. Tegen de naheffing in de loonsfeer stelt de BV tevergeefs beroep in. Een strafrechtelijk onderzoek is geëindigd door een sepot van het OM. In geschil is of X terecht voor de naheffing aansprakelijk is gesteld. Volgens Hof 's-Hertogenbosch klaagt X er terecht over dat de ontvanger het FIOD-dossier niet heeft overgelegd. Daaraan wordt echter, gelet op de reeds onherroepelijke naheffing, geen gevolg verbonden. Volgens de Hoge Raad heeft het hof verzuimd in te gaan op de stelling van X dat het niet overleggen van het FIOD-dossier van belang kan zijn voor de vraag of de BV opzet of grove schuld kan worden verweten. Verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat aan het niet overleggen van het inmiddels vernietigde FIOD-dossier de sanctie wordt verbonden dat X slaagt in haar verweer dat de naheffing niet is te wijten aan opzet of grove schuld van de BV. De melding van betalingsonmacht is dus rechtsgeldig. De ontvanger slaagt vervolgens wel in de naar hem verschoven bewijslast dat gelet op de feiten sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. X heeft er namelijk niet op toegezien dat de verschuldigde loonbelasting en premie volksverzekeringen op aangifte werden afgedragen. X gaat weer in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de melding van betalingsonmacht rechtsgeldig is omdat het niet aan opzet of grove schuld van de BV is te wijten dat de verschuldigde loonbelasting meer beloopt dan conform de aangiften is betaald. De omstandigheid dat de verschuldigde belasting meer is dan conform de aangiften is afgedragen, kan niet als verwijt jegens X worden gebruikt. Het oordeel van het hof dat het kennelijk onbehoorlijk bestuur van X erin bestaat dat zij niet erop heeft toegezien dat de verschuldigde belasting en premie op aangifte werden afgedragen, is dus onjuist. De ontvanger moet aannemelijk maken dat het niet betalen van de naheffingsaanslag is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur. Uit de uitspraak van het hof en de gedingstukken blijken geen feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot de conclusie dat het aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van X in de periode van drie jaren, voorafgaand aan de melding van betalingsonmacht, is te wijten dat de naheffingsaanslag onbetaald is gebleven. De beschikking tot aansprakelijkstelling wordt vernietigd. Het beroep van X is gegrond.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren
Afgekochte pensioenen van dga terecht in IB-heffing betrokken
Januari 2019
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de dga-pensioenaanspraak tot een bedrag van € 135.000,-- heeft prijsgegeven. A BV had op het moment van de overdracht van de pensioenaanspraak namelijk een negatief vermogen en heeft het geld uitgeleend aan X, die geen verhaal bood.
-
Lees meer
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. In het verleden heeft X twee pensioenen opgebouwd: het ene bij B BV, waarin A bv 10% van de aandelen hield, het andere pensioen betreft een C-polis (werknemerspensioen). Beide aanspraken zijn ondergebracht bij Zwitserleven. Naar aanleiding van een verzoek van X worden de polissen in 2011 en 2014 afgekocht en premievrij gemaakt. De bedragen (€ 135.000,-- en € 72.000,--) worden vervolgens overgemaakt naar A BV en uitgeleend aan X. De inspecteur legt hierna IB-navorderingsaanslagen op aan X. X is het hier niet mee eens.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de dga-pensioenaanspraak tot een bedrag van € 135.000,-- heeft prijsgegeven. De rechtbank wijst er daarbij op dat A BV op het moment van de overdracht van de pensioenaanspraak een negatief vermogen had. Verder heeft A BV vervolgens € 135.000,-- aan X uitgeleend, zonder daarbij zekerheden te bedingen, terwijl X verder ook geen verhaal bood. Ten aanzien van de C-polis stelt de rechtbank vast dat A BV geen toegelaten verzekeraar was als bedoeld in art. 19a lid 1 Wet LB 1964. Ook dit pensioen is afgekocht en terecht door de inspecteur in de IB-heffing betrokken.
Aan de inhoud van dit Belastingnieuws wordt de uiterste zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid of onjuistheid of de gevolgen daarvan.
Met vriendelijke groet,
H.A. van Duuren